Fluoxetine

Publish

Samenstelling

Fluoxetine Capsules/Tabletten (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
20 mg
Toedieningsvorm
Tablet (dispergeerbaar)
Sterkte
20 mg

Prozac (als hydrochloride) Eli Lilly Nederland

Toedieningsvorm
Tablet (dispergeerbaar)
Sterkte
20 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

fluoxetine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Depressie: Kies bij de behandeling van een depressieve episode een antidepressivum op basis van comorbiditeit, bijwerkingen, interacties, ervaring en prijs. Bij eerstelijnszorg wordt een tricyclisch antidepressivum (TCA) of selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI) aanbevolen. Voor de SSRI’s is er lichte voorkeur vanwege een iets gunstiger bijwerkingenprofiel. Start in tweedelijnszorg eventueel met een TCA, een SSRI, niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), mirtazapine of bupropion. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur. Binnen de SSRI’s is er voorkeur voor middelen waarmee veel ervaring is opgedaan: citalopram, fluvoxamine, fluoxetine, paroxetine of sertraline.

Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden. Verwijs bij Obsessieve Compulsieve Stoornis naar een gespecialiseerd behandelaar; zie Angststoornissen.

Boulimia nervosa: De plaats van fluoxetine bij de behandeling van boulimia nervosa is nog onduidelijk. Op korte termijn kan een hoge dosering fluoxetine het aantal eetaanvallen en de braakfrequentie doen afnemen. Gegevens ontbreken over effectiviteit op lange termijn (> 4 maanden); bij staken van de behandeling is er een grote terugval. Bij boulimia nervosa staat in alle gevallen niet-medicamenteuze behandeling (psycho-educatie (voorlichting en opvoeding), psychotherapie) op de voorgrond; in sommige situaties kan het kortdurend worden aangevuld met fluoxetine. Een eventueel ‘extra’ effect met fluoxetine als toevoeging aan een vorm van psychotherapie is echter niet aangetoond.

Aan de vergoeding van fluoxetine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Volwassenen:

  • Depressie, vooral met vitale kenmerken.
  • Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).
  • Als adjuvans bij psychotherapie bij boulimia nervosa.

Kinderen ≥ 8 jaar:

  • In combinatie met psychotherapie bij een matige tot ernstige depressie, met onvoldoende effect van 4–6 sessies psychotherapie.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Depressie:

Volwassenen:

20 mg/dag, indien nodig na drie weken verhogen; max. 60 mg/dag. Bij een goede respons de behandeling voortzetten totdat de patiënt minstens 6 maanden symptoomvrij is.

Kinderen ≥ 8 jaar:

Begindosering is 10 mg/dag, indien nodig na 1–2 weken verhogen naar 20 mg/dag. Indien de symptomen na 9 weken niet zijn verbeterd, de behandeling heroverwegen. Bij kinderen met een laag gewicht kan een lagere dosering voldoende zijn.

Obsessieve-compulsieve stoornis:

Volwassenen:

20 mg/dag, indien nodig na twee weken verhogen; max. 60 mg/dag. Indien de symptomen na 10 weken niet zijn verbeterd, de behandeling heroverwegen.

Boulimie:

Volwassenen:

60 mg/dag.

Algemene doseringsadviezen: Bij verminderde leverfunctie of bij comedicatie met kans op interacties: lager óf minder frequent doseren. Bij ouderen: 20–40 mg/dag, max. 60 mg per dag; wees extra voorzichtig bij dosisverhogingen.

De dosis kan in één keer of verdeeld over meerdere giften worden gegeven.

De tabletten kan men in water uiteen laten vallen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, diarree, slapeloosheid, hoofdpijn, vermoeidheid (o.a. asthenie).

Vaak (1-10%); verminderde eetlust, angst, nervositeit, rusteloosheid, libidovermindering, slaapstoornis, abnormale dromen, concentratiestoornis, duizeligheid, slaperigheid, tremor, wazig zien, hartkloppingen, QT-intervalverlenging, voorbijgaande roodheid van het gezicht en hals, geeuwen, dyspepsie, smaakveranderingen, braken, droge mond, jeuk, huiduitslag, urticaria, hyperhidrosis, artralgie, frequente mictie, gynaecologische bloeding, vertraagde of afwezige ejaculatie, seksuele disfunctie, verkoudheid, gewichtsverlies.

Soms (0,1-1%): suïcidale gedachten en gedrag, depersonalisatie, stemmingsverandering, abnormaal orgasme, psychomotorische hyperactiviteit, ataxie, geheugenstoornis, tinnitus, myoclonus, mydriasis, slikstoornis, epistaxis, gastro-intestinale bloedingen, hypotensie, dyspneu, alopecia, koud zweet, spiertrekkingen, dysurie, seksuele disfunctie, malaise, verhoogde transaminasen, verhoogde γ-GT.

Zelden (0,1-0,01%): trombocytopenie. neutropenie, leukopenie, anafylactische reactie, serumziekte, hyponatriëmie (vooral bij ouderen en bij gebruik van diuretica; dit kan samenhangen met het SIADH), agitatie, agressie, (hypo) manische reactie, hallucinaties, paniekaanval, verwardheid, spraakstoornis, convulsie, serotonine syndroom, acathisie, buccoglossaal syndroom, pulmonale reacties, ventriculaire aritmie (waaronder ’torsade de pointes’), vasculitis, vasodilatatie, faryngitis, oesofageale pijn, angio-oedeem, hepatitis, ecchymosis, fotosensibilisering, purpura, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, slijmvliesbloedingen, myalgie, priapisme, urineretentie, galactorroe.

Na stoppen van de behandeling kunnen onthoudingsverschijnselen optreden, waaronder paresthesie.

Bij kinderen en adolescenten: meer kans op suïcidaal gerelateerd gedrag, vijandigheid, (hypo)manie, epistaxis; melding van groeiachterstand, een afname in alkaline fosfaatspiegels en bijwerkingen die mogelijk wijzen op vertraagde seksuele ontwikkeling of seksuele disfunctie.

Bij gebruik van SSRI’s en TCA’s bij een leeftijd > 50 jaar, neemt de kans op botfracturen toe.

Interacties

Algemene informatie: Houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd bij beoordelingen van interacties. Fluoxetine en zijn metaboliet zijn sterke remmers van CYP2D6 en CYP2C19. Fluoxetine is substraat voor CYP2D6 (hoofdroute), CYP2C9 en CYP2C19.

Gecontra-indiceerd: Gelijktijdig gebruik en gebruik binnen 2 weken na staken van een irreversibele, niet-selectieve MAO-remmer (zoals tranylcypromine, fenelzine), vanwege kans op het serotoninesyndroom. Niet binnen vijf weken na staken van een behandeling met fluoxetine starten met een MAO-remmer; bij chronisch gebruik van fluoxetine of in hoge dosering dit interval eventueel verlengen.

Gebruik ontraden: Gelijktijdig gebruik met reversibele MAO-remmers (zoals moclobemide en linezolid); na staken van deze middelen kan een interval van 1 dag worden aangehouden. Gelijktijdig gebruik en gebruik binnen 2 weken na staken van selegiline (irreversibele MAO-B-remmer).

Overige interacties: Bij gelijktijdig gebruik of gebruik binnen vijf weken na staken van fluoxetine dienen middelen met een smalle therapeutische breedte die door CYP2D6 worden gemetaboliseerd (zoals flecaïnide, propafenon, nebivolol), maar ook atomoxetine, carbamazepine, TCA’s en risperidon, lager worden gedoseerd. Het kan de werkzaamheid van tamoxifen verminderen: een reductie tot 75% van de actieve vorm (endoxifen) is gemeld. Bij gelijktijdig gebruik met fenytoïne kan de serumspiegel van fenytoïne stijgen, in enkele gevallen zijn toxiciteitsverschijnselen gemeld; zorgvuldige bewaking wordt aanbevolen.

Gelijktijdig gebruik met middelen die de hemostase beïnvloeden (zoals orale anticoagulantia, trombocytenaggregatieremmers) kan leiden tot een verhoogd bloedingsrisico; het INR-niveau dient vaker te worden bepaald. Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die ook hyponatriëmie induceren (zoals diuretica, desmopressine, carbamazepine, oxcarbazepine) of die ook de convulsiedrempel verlagen (zoals TCA’s, tramadol, bupropion, butyrofenonen, fenothiazinen, mefloquine, chloroquine). Wees voorzichtig met middelen die het QT-interval verlengen, zoals klasse Ia en III-anti-aritmica, antipsychotica (fenothiazinen, pimozide, haloperidol), tricyclische antidepressiva, bepaalde antibiotica (moxifloxacine, erytromycine i.v., pentamidine) en antihistaminica (mizolastine). Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen (zoals lithium, tramadol, triptanen, tryptofaan, sint-janskruid) kan leiden tot een zwak serotoninesyndroom; voorzichtig toepassen met frequentere klinische monitoring.

Zwangerschap

Teratogenese: Uit epidemiologische gegevens blijkt dat gebruik gedurende het eerste trimester kan leiden tot meer kans op cardiovasculaire afwijkingen bij het kind (2:100 vergeleken met 1:100 in de totale populatie).
Farmacologische effect: Na gebruik in de laatste zwangerschapsfasen en direct voor de partus zijn bij de pasgeborene reacties gemeld, die kunnen wijzen op serotonerge effecten en ontwenningsverschijnselen. Door gebruik van SSRI’s met name bij gevorderde zwangerschap is er meer kans op persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (fluoxetine, norfluoxetine).
Farmacologisch effect: Het kan bij de zuigeling ongunstige reacties geven.
Advies: Tijdens gebruik geen borstvoeding geven. Als borstvoeding toch wordt voortgezet, zo laag mogelijk doseren.

Contra-indicaties

Gelijktijdig gebruik van metoprolol bij hartfalen.

Waarschuwingen

Bij acathisie kan verhoging van de dosis schadelijk zijn. Bij optreden van huiduitslag of andere overgevoeligheidsverschijnselen de behandeling staken. Een onderliggende manie kan manifest worden of verergeren; de behandeling dan staken. Om onthoudingsverschijnselen te voorkomen de behandeling geleidelijk staken over een periode van ten minste 1–2 weken.

Regelmatige gewichtscontrole wordt aanbevolen bij anorexie.

Zelden is bij SSRI’s een serotoninesyndroom gemeld; bij een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie dient men hierop verdacht te zijn. Bij optreden van het ’serotoninesyndroom’ en tekenen van huiduitslag de medicatie staken.

Wees voorzichtig bij veel kans op het ontwikkelen van aritmieën zoals bij congenitaal QT-syndroom, voorgeschiedenis van QT-verlenging in de familie, bradycardie, congestief hartfalen, recent myocardinfarct, of (risicofactoren voor) hypokaliëmie of hypomagnesiëmie. Bij patiënten met een stabiele hartziekte vóór de start van de behandeling het maken van een ECG overwegen. Bij symptomen van een abnormaal hartritme behandeling staken en een ECG maken.

Wees voorzichtig bij epilepsie, acute hartstoornissen, verhoogde intra-oculaire druk, bij kans op nauwe kamerhoekglaucoom, ECT, een voorgeschiedenis van bloedingsstoornissen, lever- en nierfunctiestoornissen. Bij optreden van convulsies of een toename van aanvallen de behandeling staken.

Bij suïcidaal gedrag of suïcidale gedachten in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is goede vervolging aangewezen vanwege toenemende kans op suïcide-pogingen en suïcidale gedachten.

Bij kinderen en adolescenten is controle op groei en ontwikkeling nodig omdat er onvoldoende gegevens zijn over het effect op groei en op de seksuele, cognitieve en emotionele ontwikkeling. Bij vertraging van de groei en/of de puberteit ontwikkeling verwijzen naar een kinderarts.

Bij diabetici kan het de glykemische controle veranderen, waardoor aanpassing van de dosering insuline of oraal bloedglucoseverlagend middel nodig kan zijn.

De werkzaamheid is bij OCS niet vastgesteld op de langere termijn van meer dan 24 weken, en evenmin bij boulimia nervosa op de langere termijn van meer dan drie maanden.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Eigenschappen

Specifieke serotonineheropnameremmer (SSRI). Het remt de heropname van serotonine in het neuron.

Kinetische gegevens

Resorptiegoed.
T max6–8 uur.
V d20–40 l/kg.
Eiwitbinding94–95%.
Metaboliseringdoor CYP2D6, deels tot even actief norfluoxetine.
Eliminatie ca. 60% via de nieren.
T 1/24–6 dagen, 4–16 dagen (norfluoxetine), bij levercirrose resp. 7 en 12 dagen.