Paroxetine

Publish

Samenstelling

Paroxetine Tabletten (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
10 mg, 20 mg, 30 mg

Paroxetine Tabletten (als hydrochloridehemihydraat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
20 mg, 30 mg

Paroxetine Tabletten (als mesilaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
20 mg

Seroxat (als hydrochloridehemihydraat) GlaxoSmithKline bv

Toedieningsvorm
Suspensie
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
150 ml

De suspensie bevat als conserveermiddelen methyl- en propylparahydroxybenzoaat.

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
20 mg, 30 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

paroxetine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Depressie: Kies bij de behandeling van een depressieve episode een antidepressivum op basis van comorbiditeit, bijwerkingen, interacties, ervaring en prijs. Bij eerstelijnszorg wordt een tricyclisch antidepressivum (TCA) of selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI) aanbevolen. Voor de SSRI’s is er lichte voorkeur vanwege een iets gunstiger bijwerkingenprofiel. Start in tweedelijnszorg eventueel met een TCA, een SSRI, niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), mirtazapine of bupropion. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur. Binnen de SSRI’s is er voorkeur voor middelen waarmee veel ervaring is opgedaan: citalopram, fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine of sertraline.

Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden. Verwijs bij Obsessieve Compulsieve Stoornis of Posttraumatische Stress-stoornis naar een gespecialiseerd behandelaar; zie Angststoornissen.

Aan de vergoeding van paroxetine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Depressie;
  • Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS);
  • Paniekstoornis met of zonder agorafobie;
  • Sociale fobie (sociale angststoornis);
  • Gegeneraliseerde-angststoornis;
  • Posttraumatische-stressstoornis.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Depressie:

Volwasssenen:

Begindosering: 20 mg 1×/dag; indien nodig de dosering geleidelijk verhogen in stappen van 10 mg, tot max. 50 mg/dag;

De behandeling voortzetten totdat de symptomen zijn verdwenen, ten minste 6 maanden.

Obsessieve-compulsieve stoornis:

Volwassenen:

Begindosering: 20 mg 1×/dag, geleidelijk in stappen van 10 mg verhogen tot aanbevolen dosering van 40 mg 1×/dag; soms tot max. 60 mg/dag. De behandeling enkele maanden of langer voortzetten totdat de symptomen verdwenen zijn.

Paniekstoornis:

Volwassenen:

Begindosering: 10 mg 1×/dag (om te voorkomen dat een achteruitgang optreedt zoals men in het begin van de behandeling kan verwachten), vervolgens geleidelijk verhogen in stappen van 10 mg tot aanbevolen dosering van 40 mg/dag; soms tot max. 60 mg/dag. De behandeling voortzetten totdat de symptomen zijn verdwenen, enkele maanden of langer.

Sociale fobie, gegeneraliseerde-angststoornis en posttraumatische-stressstoornis:

Volwassenen:

Begindosering: 20 mg 1×/dag, indien nodig na een aantal weken in stappen van 10 mg verhogen tot max. 50 mg/dag. Bij langdurig gebruik regelmatig evalueren.

Bij ouderen is de max. dosering 40 mg/dag. Bij een leverfunctiestoornis en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min): dosis beperken tot het lage uiteinde van het doseringsbereik.

Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Bij voorkeur ’s ochtends met voedsel innemen; de tabletten heel innemen, niet kauwen of vermalen.

De suspensie schudden voor gebruik.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, seksuele stoornissen.

Vaak (1-10%): toename in cholesterolspiegel, slaperigheid, verminderde concentratie, transpiratie, spierzwakte, slapeloosheid, agitatie, abnormale dromen, duizeligheid, sensorische aandoeningen, tremor, visusstoornissen, gapen, obstipatie, diarree, droge mond, asthenie, toename lichaamsgewicht, hoofdpijn, verminderde eetlust.

Soms (0,1-1%): abnormale bloedingen (voornamelijk van huid en slijmvliezen, ecchymosis en gynaecologische bloedingen), verwarring, hallucinaties, extrapiramidale aandoeningen, mydriase, tachycardie, voorbijgaande stijging of daling van bloeddruk, posturale hypotensie, huiduitslag, jeuk, urineretentie, -incontinentie.

Zelden (0,01-0,1%): hyponatriëmie met name bij ouderen en bij gebruik van diuretica (dit kan samenhangen met het SIADH), manie, angst, acathisie, convulsies, rustelozebenen-syndroom, bradycardie, stijging van leverenzymwaarden, hyperprolactinemie, galactorroe, menstruele stoornis (zoals menorragie, metrorragie, amenorroe, onregelmatige menstruatie), artralgie, myalgie.

Zeer zelden (< 0,01%): trombocytopenie, ernstige allergische reacties (zoals anafylactische reacties, angio-oedeem), urticaria, ’serotoninesyndroom’, extrapiramidale stoornissen waaronder orofaciale dystonie, acuut glaucoom, gastro-intestinale bloeding, ernstige leverfunctiestoornis, ernstige huidreacties (erythema mulitforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse), fotosensibilisatie, priapisme, perifeer oedeem. Tinnitus.

Verder zijn gemeld: suïcidale gedachten, suïcidaal gedrag, agressie. Bij gebruik van SSRI’s en TCA’s neemt, vooral boven de 50 jaar, de kans op botfracturen toe; vooral in de eerste maanden van de behandeling.

Interacties

Algemene informatie:

Paroxetine is een krachtige remmer van CYP2D6.

Gecontra-indiceerd:

Gelijktijdig gebruik met pimozide, omdat via een onbekend mechanisme paroxetine de bloedspiegel van pimozide kan verhogen en dit middel een smalle therapeutische index heeft. Gelijktijdig gebruik – en gebruik binnen twee weken na behandeling – met niet selectieve, irreversibele MAO-remmers vanwege de kans op het ’serotoninesyndroom’ met ernstige en mogelijk fatale verschijnselen.

Vermijden:

Niet binnen 24 uur na een reversibele MAO-remmer (moclobemide, linezolid) gebruiken. Niet binnen een week na staken van paroxetine starten met een MAO-remmer. Gelijktijdig gebruik met moclobemide en selegiline wordt sterk ontraden, vanwege de kans op het serotoninesyndroom en omdat beiden via CYP2D6 worden gemetaboliseerd. Vermijd gelijktijdig gebruik met tamoxifen; paroxetine kan door CYP2D6-remming een afname van de plasmaspiegel van 65-75% van de actieve metaboliet (endoxifen) veroorzaken. Vermijd vanwege de kans op een serotoninesyndroom de combinatie met serotonineprecursors (L-tryptofaan), triptanen, tramadol, pethidine, andere SSRI’s, dextromethorfan en preparaten die sint-janskruid bevatten. Linezolid alleen gelijktijdig gebruiken indien er controle is op symptomen van het serotoninesyndroom en de bloeddruk.

Overige interacties:

Paroxetine kan de werking van middelen die via CYP2D6 worden gemetaboliseerd, zoals klasse IC-anti-aritmica, andere SSRI’s, antipsychotica (perfenazine, risperidon), atomoxetine en tricyclische antidepressiva mogelijk versterken. Gelijktijdig gebruik van SSRI’s met lithium of tryptofaan kan leiden tot een hogere incidentie van bijwerkingen. Wees voorzichtig met fentanyl. Middelen die het microsomale enzymsysteem van de lever remmen, zoals cimetidine, kunnen de biologische beschikbaarheid doen verhogen. Gelijktijdig gebruik van fenytoïne en andere anticonvulsiva kan leiden tot stijging van de incidentie van bijwerkingen. Fosamprenavir of ritonavir kan de plasmaconcentratie met 55% verlagen. Bij gebruik van middelen die de bloedstolling verminderen, dient men rekening te houden met een mogelijk verlengde bloedingstijd door SSRI’s. Bij gelijktijdig gebruik met pravastatine kan de bloedglucosespiegel stijgen. Bij de suspensie voorzichtig zijn met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de pH van de maag verhogen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij gebruik van paroxetine door de moeder in het eerste trimester van de zwangerschap is er iets meer kans op aangeboren hartafwijkingen bij het kind (m.n. ventrikelseptumdefecten).
Farmacologische effecten: Na gebruik van SSRI’s in de laatste zwangerschapsfasen en direct voor de partus zijn bij de pasgeborene reacties gemeld, die kunnen wijzen op serotonerge effecten en ontwenningsverschijnselen. SSRI’s, vooral laat in de zwangerschap, kunnen de kans op persistente pulmonale hypertensie bij pasgeborenen doen toenemen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Niet gebruiken in het eerste trimester.
Overig: Er zijn aanwijzingen dat SSRI’s (waaronder paroxetine) bij mannen de kwaliteit van het sperma (reversibel) veranderen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Farmacologisch effect: Niet waargenomen.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt. Paroxetine is de SSRI van eerste keuze bij gelijktijdig geven van borstvoeding.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Bij opvallend weinig werkzaamheid kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Staak de behandeling bij optreden van insulten, gestoorde leverfunctie, manie, het ’serotoninesyndroom’ of het neuroleptisch maligne syndroom. Bij optreden van een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie dient men verdacht te zijn op het serotoninesyndroom.

Indien acathisie ontstaat, kan een verhoging van de dosering schadelijk zijn.

Een behandeling niet plotseling staken; de dosering geleidelijk (in stappen van 10 mg gedurende een aantal weken of maanden) afbouwen om onthoudingsverschijnselen te voorkomen.

Wees voorzichtig bij epilepsie, diabetes mellitus, hartaandoeningen, risico van hyponatriëmie en een vergroot bloedingsrisico. Een onderliggende manie kan verergeren of manifest worden.

Bij suïcidaal gedrag of suïcidale gedachten in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar bestaat meer kans op suïcide en suïcidale gedachten en is goede vervolging aangewezen. Ter preventie van suïcidepogingen dient de patiënt niet over grote hoeveelheden antidepressiva te kunnen beschikken.

Niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar vanwege meer kans op suïcidaal gedrag en vijandigheid, terwijl de werkzaamheid niet voldoende is aangetoond en er onvoldoende gegevens zijn over het effect op groei en op de seksuele, cognitieve, emotionele ontwikkeling. De werkzaamheid op de lange termijn is bij sociale angststoornis, gegeneraliseerde-angststoornis en posttraumatische-stressstoornis nog onvoldoende aangetoond. Met gelijktijdige toepassing van ECT (’electro convulsive therapy’) bestaat weinig ervaring.

Bij overzetten van tablet naar suspensie dient men rekening te houden dat bij de suspensie het vrijkomen van de actieve stof afhankelijk is van de zuurgraad van de maag.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info en toxicologie.org.

Eigenschappen

Specifieke serotonineheropnameremmer (SSRI). Het remt selectief de heropname van serotonine. Het bezit zwak anticholinerge eigenschappen. Werking: na twee weken merkbaar.

Kinetische gegevens

Resorptiegoed.
OverigFirst-pass-effect.
Eiwitbinding95%.
Metaboliseringin de lever tot inactieve metabolieten.
Eliminatie64% als metaboliet met de urine en 2% onveranderd.
T 1/2el1 dag.