Aflibercept (bij oogaandoening)

Publish

Samenstelling

Eylea Bayer bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor intra-oculair gebruik.
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 0,1 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

aflibercept (bij oogaandoening) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor aflibercept is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Indicaties

  • Neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD);
  • Visusverslechtering door macula-oedeem als gevolg van retinale veneuze takocclusie (BRVO: ’Branch Retinal Vein Occlusion’) of retinale veneuze stamocclusie (CRVO: ’Central Retinal Vein Occlusion’);
  • Visusverslechtering door diabetisch macula–oedeem (DME);
  • Visusverslechtering door myope choroïdale neovascularisatie (myope CNV).

Dosering

Uitsluitend toe te dienen met geschikte lokale anesthesie en een lokaal breedspectrum antisepticum. Te injecteren onder aseptische omstandigheden door een oogarts met ervaring met intravitreale injectie in overeenstemming met de klinische richtlijn.

Aflibercept niet starten bij een intra-oculaire druk van ≥ 30 mmHg.

Klap alles open Klap alles dicht

Natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD):

Volwassenen:

Intravitreale injectie: 2 mg (= 1 injectie van 50 microl) 1×/maand in het aangetaste oog gedurende 3 opeenvolgende maanden. Daarna 1 injectie elke 2 maanden. Na 12 maanden kan het behandelinterval worden verlengd op basis van visuele en anatomische evaluaties met geleidelijk verlengde behandelintervallen (’treat and extend’ doseringregime) om stabiele visuele en/of anatomische uitkomsten te behouden. Verkort dienovereenkomstig het behandelinterval indien de visuele en/of anatomische uitkomsten verslechteren. Het controleschema moet worden vastgesteld door de behandelend oogarts.

Macula-oedeem ten gevolge van BRVO of CRVO:

Volwassenen:

Intravitreale injectie: 2 mg (= 1 injectie van 50 microl) 1×/maand in het aangetaste oog, totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn. Initieel kunnen drie of meer opeenvolgende maandelijkse injecties nodig zijn; het interval tussen twee doses mag niet korter zijn dan 1 maand. Als er geen verbetering optreedt gedurende de eerste drie injecties, de behandeling staken. Indien maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn kan de behandeling worden voortgezet met geleidelijk verlengde behandelintervallen (’treat and extend’ doseringregime) om stabiele visuele en/of anatomische uitkomsten te behouden. Verkort dienovereenkomstig het behandelinterval indien de visuele en/of anatomische uitkomsten verslechteren. Het controleschema moet worden vastgesteld door de behandelend oogarts.

Diabetisch macula-oedeem (DME):

Volwassenen:

Intravitreale injectie: 2 mg (= 1 injectie van 50 microl) 1×/maand in het aangetaste oog gedurende 5 opeenvolgende maanden. Daarna 1 injectie elke 2 maanden. Na 12 maanden kan het behandelinterval worden verlengd op basis van visuele en anatomische evaluaties met geleidelijk verlengde behandelintervallen (’treat and extend’ doseringregime) om stabiele visuele en/of anatomische uitkomsten te behouden. Verkort dienovereenkomstig het behandelinterval indien de visuele en/of anatomische uitkomsten verslechteren. Het controleschema moet worden vastgesteld door de behandelend oogarts.

Myope choroïdale neovascularisatie (myope CNV):

Volwassenen:

Intravitreale injectie: 2 mg (= 1 injectie van 50 microl) eenmalig in het aangetaste oog. Zonodig, op basis van visuele en/of anatomische resultaten herhalen waarbij het interval tussen 2 doses niet korter mag zijn dan een maand. Recidieven als nieuwe manifestatie van de ziekte behandelen. Het controleschema moet worden vastgesteld door de behandelend oogarts.

Bijwerkingen

Lokaal: Zeer vaak (> 10%): conjunctivale bloeding, verminderde gezichtsscherpte, oogpijn.

Vaak (1-10%): degeneratie van de retina, loslating of scheur in RPE-blad, cataract (nucleair, subcapsulair), abrasie of erosie van de cornea, keratitis punctata, ooglid-oedeem, verhoogde intra-oculaire druk, wazig zien, troebeling of loslating van het glasvocht, glasvochtbloeding, verhoogde traanproductie, gevoel van vreemd voorwerp in het oog, conjunctivale of oculaire hyperemie, bloeding of pijn op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): endoftalmitis, lenticulaire troebeling, cornea epitheeldefect, oedeem van cornea, iritis, iridocyclitis, uveïtis, scheur of loslating van de retina, irritatie van het ooglid of op de injectieplaats, verschijnselen van ontsteking in voorste oogkamer, corticaal cataract.

Zelden (0,01-0,1%): hypopyon, vitritis, blindheid, traumatisch cataract.

Systemisch: Soms (0,1–1%): overgevoeligheidsreacties zoals huiduitslag, jeuk en urticaria.

Verder zijn gemeld: ernstige anafylactische/anafylactoïde reacties.

Bij gebruik van andere intravitreale VEGF-remmers zijn niet-oculaire bloedingen en arteriële trombotische complicaties gemeld. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische aandoeningen, waaronder het optreden van een herseninfarct of myocardinfarct, na intravitreaal gebruik van aflibercept ten gevolge van systemische VEGF-remming.

Interacties

Er zijn geen gegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik met andere anti-VEGF geneesmiddelen (systemisch of oculair) of fotodynamische therapie (PDT) met verteporfine.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. De verwachte systemische blootstelling na oculaire toediening is laag. Bij dieren is het schadelijk gebleken na zeer hoge systemische blootstelling.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 3 maanden na staken van de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • (verdenking van) actieve (peri-)oculaire infectie;
  • actieve ernstige intra-oculaire ontsteking.

Waarschuwingen

Behandeling wordt niet aanbevolen bij patiënten met klinische tekenen van irreversibel ischemisch visueel functieverlies.

In de week na de intravitreale injectie, de patiënt controleren, zodat bij het optreden van een infectie vroegtijdige behandeling mogelijk is. De patiënt instrueren mogelijke symptomen van endoftalmitis of van overige reacties samenhangend met de intravitreale injectie (intra-oculaire ontsteking, glasvochtbloeding, retinaloslating en/of scheur, traumatische cataract) direct te melden. Immunogeniciteit door antilichaamvorming kan zich uiten in een toename van de ernst van een intra-oculaire ontsteking.

Controleer bij patiënten met slecht gereguleerd glaucoom, de intra-oculaire druk en de perfusie van de papil wegens het mogelijk optreden van toename van de intra-oculaire druk binnen 1 uur na injectie.

Loslating van het retinapigment-epitheel (RPE) met een grote afmeting en/of hoge intensiteit is een risicofactor voor het ontwikkelen van een scheur in het RPE-blad. In geval van een retinascheur toediening tijdelijk onderbreken en behandeling pas voortzetten als de scheur voldoende is hersteld.

Toediening onderbreken en behandeling niet voortzetten in geval van: een intraoculaire druk ≥ 30 mmHg, regmatogene retinaloslating of maculagaten van stadium 3 of 4, een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van ≥ 30 letters vergeleken met de laatste beoordeling, een subretinale bloeding in het centrum van de fovea óf als de bloeding ≥ 50% van het totale laesie-oppervlak betreft. Daarnaast niet toedienen in de 28 dagen voor en eerste 28 dagen na een (geplande) intra-oculaire operatieve ingreep.

Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van een TIA, beroerte of myocardinfarct in de voorafgaande 6 maanden vanwege de kans op arteriële trombo-embolie. Er zijn relatief weinig gegevens over de veiligheid bij de behandeling van deze patiënten met intravitreale VEGF-remmers.

Er is weinig ervaring met de behandeling bij DME als gevolg van diabetes mellitus (type 1 of 2) met een HbA1c > 12% of met proliferatieve diabetische retinopathie. Er is geen ervaring bij diabetes mellitus in combinatie met hypertensie, die niet onder controle is gebracht. Er is ook weinig ervaring bij patiënten met DME die ouder zijn dan 75 jaar.

Bij myope CNV is er geen ervaring in het behandelen van niet-Aziatische patiënten, patiënten die eerder zijn behandeld voor myope CNV en patiënten met extrafoveale laesies.

Er is geen ervaring bij gelijktijdige andere oogaandoeningen (zoals een maculagat of loslating van de retina) of bij gelijktijdige actieve systemische infecties.

De veiligheid en werkzaamheid van toediening in beide ogen tegelijkertijd is niet onderzocht; mogelijk is er dan een hogere systemische blootstelling aan aflibercept.

Niet toepassen bij kinderen wegens het ontbreken van gegevens over veiligheid en werkzaamheid.

Overdosering

Eigenschappen

Recombinant fusie-eiwit geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen, bestaande uit delen van humaan VEGF-receptor 1 en 2, gefuseerd met het Fc-gedeelte van humaan IgG1. Aflibercept werkt als een oplosbare ’lokreceptor’, die VEGF-A (vasculaire endotheliale groeifactor-A) en PIGF (placentaire groeifactor) met een hogere affiniteit dan hun natuurlijke receptoren bindt, en daardoor de binding en activering van deze verwante VEGF-receptoren kan verhinderen. Een overmatige activering van de natuurlijke receptoren kan leiden tot pathologische neovascularisatie, vasculitis en vasculaire permeabiliteit.

Kinetische gegevens

Resorptiena een intravitreale toediening wordt aflibercept langzaam opgenomen in de systemische circulatie.
T max1–3 dagen (’vrij aflibercept’).
Overigplasmaconcentratie van ’vrij aflibercept’ is laag. Aflibercept is hoofdzakelijk als inactief, stabiel complex met VEGF in de circulatie aanwezig. Na 2 weken is ’vrij’ aflibercept niet meer aantoonbaar bij bijna alle patiënten.
Metaboliseringzowel ’vrij’ als gebonden aflibercept wordt naar verwachting als eiwit(complex) door proteolytisch katabolisme geklaard.