Ranibizumab

Publish

Samenstelling

Lucentis Novartis Pharma bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor intraoculair gebruik
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 0,23 ml, wegwerpspuit 0,165 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ranibizumab vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de behandeling van natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie heeft ranibizumab een therapeutische meerwaarde ten opzichte van fotodynamische therapie met verteporfine en toediening van pegaptanib. De behandeling met ranibizumab leidt tot een stabilisatie van de achteruitgang van de gezichtsscherpte of tot een lichte verbetering. Op basis van directe vergelijking zijn ranibizumab en bevacizumab gelijkwaardig m.b.t. de effectiviteit en het bijwerkingenprofiel.

Bij de behandeling van patiënten zonder visusachteruitgang als gevolg van diabetisch macula-oedeem is laserfotocoagulatie de eerste keus. Bij patiënten met visusverslechtering heeft ranibizumab een therapeutische meerwaarde ten opzichte van laser. Het is niet aangetoond dat de combinatiebehandeling van laser en ranibizumab beter is dan monotherapie met ranibizumab. Op basis van indirecte vergelijking zijn ranibizumab en bevacizumab gelijkwaardig.

Voor ranibizumab is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van macula–oedeem ten gevolge van BRVO of CRVO en choroïdale neovascularisatie secundair aan pathologische myopie.

Indicaties

De behandeling van volwassenen met:

  • Neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD);
  • Visusverslechtering als gevolg van diabetisch macula-oedeem (DME);
  • Visusverslechtering door macula-oedeem als gevolg van retinale veneuze takocclusie (BRVO: ’Branch Retinal Vein Occlusion’) of retinale veneuze stamocclusie (CRVO: ’Central Retinal Vein Occlusion’);
  • Visusverslechtering door choroïdale neovascularisatie (CNV) secundair aan pathologische myopie.

Dosering

Uitsluitend toe te dienen met geschikte anesthesie en een topisch breed-spectrum bactericide antimicrobieel middel, onder aseptische omstandigheden door een oogarts met ervaring met intravitreale injectie.

Klap alles open Klap alles dicht

Neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD):

Volwassenen:

een intravitreale injectie: 0,5 mg (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/maand in het aangetaste oog, totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn. Initieel kunnen drie of meer opeenvolgende maandelijkse injecties nodig zijn; het interval tussen twee doseringen mag niet korter zijn dan 1 maand. Daarna intervallen voor controle en behandeling bepalen op basis van ziekteactiviteit (d.w.z. gezichtsscherpte en/of anatomische parameters). Indien maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn behandelintervallen stapsgewijs verlengen totdat verschijnselen van ziekteactiviteit of visusverslechtering zich weer voordoen (’treat-and-extend’ regime). Het behandelinterval met maximaal 2 weken per keer verlengen. Voortzetting van de behandeling wordt niet aanbevolen als er geen verbetering is in gezichtsscherpte in de loop van de eerste 3 injecties.

Visusverslechtering door diabetisch macula-oedeem (DME) en macula-oedeem ten gevolge van BRVO of CRVO:

Volwassenen:

een intravitreale injectie: 0,5 mg (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/maand in het aangetaste oog, totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn. Initieel kunnen drie of meer opeenvolgende maandelijkse injecties nodig zijn; het interval tussen twee doseringen mag niet korter zijn dan 1 maand. Daarna intervallen voor controle en behandeling bepalen op basis van ziekteactiviteit (d.w.z. gezichtsscherpte en/of anatomische parameters). Indien maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn behandelintervallen stapsgewijs verlengen totdat verschijnselen van ziekteactiviteit of visusverslechtering zich weer voordoen (’treat-and-extend’ regime). Bij DME het behandelinterval met maximaal één maand per keer verlengen. Bij BRVO en CRVO kunnen behandelintervallen ook geleidelijk worden verlengd. Bij terugkeer van de ziekteactiviteit het behandelinterval overeenkomstig inkorten. Voortzetting van de behandeling wordt niet aanbevolen als er geen verbetering is in gezichtsscherpte in de loop van de eerste 3 injecties. Er is enige ervaring met de gelijktijdige toediening van ranibizumab en laserfotocoagulatie. Wanneer deze op dezelfde dag worden gegeven, ranibizumab ten minste 30 min na laserfotocoagulatie toedienen.

Visusverslechtering door choroïdale neovascularisatie (CNV) secundair aan pathologische myopie:

Volwassenen:

een intravitreale injectie met 0,5 mg ranibizumab (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/maand in het aangetaste oog, totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn. De behandelfrequentie kan variëren en wordt door de behandeld oogarts bepaald op geleide van ziekteactiviteit (d.w.z. gezichtsscherpte en/of anatomische parameters). Het interval tussen twee doseringen mag niet korter zijn dan 1 maand. Tijdens het eerste behandeljaar kan meestal worden uitgekomen met één of twee injecties. Er is geen ervaring met gelijktijdige fotodynamische therapie met verteporfine.

Let op: de wegwerpspuit bevat een overmaat aan vloeistof; voorafgaande aan de injectie overmaat verwijderen.

Bijwerkingen

De meeste bijwerkingen kunnen worden toegeschreven aan de oculaire injectieprocedure.

Lokaal: Zeer vaak (> 10%): verhoogde intraoculaire druk, oogpijn, vitritis (ontsteking glasachtig lichaam), loslating van het glasvocht, mouches volantes, retinale bloeding, visuele stoornissen, conjunctivale bloeding, oogirritatie, toegenomen tranenvloed, droog oog, oculaire hyperemie, jeuk van het oog, blefaritis.

Vaak (1-10%): retinale degeneratie, retinale loslating, retinale scheur, glasvochtbloeding, uveïtis, iritis, iridocyclitis, (subcapsulair) cataract, posterieure capsulaire opacificatie, tekenen van ontsteking in de voorste kamer, keratitis punctata, abrasie van de cornea, bloedingen op de injectieplaats, (allergische) conjunctivitis, conjunctivale hyperemie, oogafscheiding, ooglidoedeem, fotopsie, fotofobie.

Soms (0,1-1%): blindheid, endoftalmitis, hypopyon, hyphaema, keratopathie, adhesie van de iris, cornea-neerslag, cornea-oedeem, cornea striae.

Systemisch: Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, nasofaryngitis, artralgie (gewrichtspijn).

Vaak (1–10%): hoesten, misselijkheid, allergische reacties (huiduitslag, urticaria, jeuk, erytheem), urineweginfectie, anemie, angst.

In onderzoek was de totale frequentie van niet-oculaire bloedingen licht vergroot bij patiënten met een systemische VEGF-inhibitie. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische reacties, waaronder beroerte en myocardinfarct, na intravitreaal gebruik van VEGF-remmers.

Interacties

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. De verwachte systemische blootstelling na oculaire toediening is laag. Op grond van het werkingsmechanisme is ranibizumab potentieel teratogeen en embryo-/foetotoxisch. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste drie maanden na staken van de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend, zowel bij mensen als dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • actieve of verdenking op (peri)oculaire infectie;
  • actieve ernstige intraoculaire ontsteking.

Waarschuwingen

In de week na de intravitreale injectie controleren, zodat bij het optreden van een infectie vroegtijdige behandeling mogelijk is. De patiënt instrueren mogelijke symptomen van endoftalmitis of van overige reacties samenhangend met de intravitreale injectie (intraoculaire ontsteking, glasvochtbloeding, retinaloslating en/of scheur, traumatische cataract) direct te melden. Wees in verband met risico van arteriële trombo-embolie voorzichtig bij patiënten met een voorgeschiedenis van een beroerte of een voorbijgaande ischemisch aanval (TIA). Er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over het effect van ranibizumab bij patiënten met PM die eerder zonder succes verteporfine fotodynamische therapie hebben ondergaan. Er zijn ook onvoldoende gegevens beschikbaar over het effect van ranibizumab bij patiënten met PM die extrafoveale laesies hebben. Immunogeniciteit door antilichaamvorming kan zich uiten in een toename van de ernst van een intraoculaire ontsteking. In verband met het mogelijk optreden van toename van de intraoculaire druk binnen 1 uur na injectie, de intraoculaire druk en de perfusie van de oogknopzenuw controleren. Blijvende toename van de intraoculaire druk is waargenomen. De dosis niet geven en de behandeling niet beginnen eerder dan de volgende ingeplande behandeling bij een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van ≥ 30 letters vergeleken met de laatste beoordeling, bij een intraoculaire druk ≥ 30 mmHg, een retinale breuk, een subretinale bloeding in het centrum van de fovea óf als de bloeding ≥ 50% van het totale laesie-oppervlak is, en bij een intraoculaire operatieve ingreep in de afgelopen of komende 28 dagen. De behandeling staken bij retinale loslating of stadium drie of vier maculaire gaten. De veiligheid en werkzaamheid van toediening in beide ogen tegelijkertijd is niet onderzocht; houd rekening met een toegenomen systemische blootstelling. Niet gelijktijdig toepassen met andere anti-VEGF-middelen (systemisch of oculair). Niet toepassen bij kinderen en adolescenten vanwege het ontbreken van gegevens over veiligheid en werkzaamheid.

Overdosering

Eigenschappen

Recombinant gehumaniseerd monoklonaal antilichaam, dat zich in hoge mate bindt aan de vasculaire endotheliale groeifactor A (VEGF-A)-isovormen. Hierdoor wordt voorkomen dat VEGF-A zich bindt aan de receptoren VEGFR-1 en VEGFR-2. Door de afgenomen activiteit van VEGF vermindert de endotheelcel-proliferatie, wordt vorming van nieuwe bloedvaten geremd, treedt minder vaatlekkage op en neemt de ernst van ontstekingsprocessen af.

Kinetische gegevens

T maxca. 1 dag (serum).
OverigDe concentratie in het serum is ca. 90.000× lager dan de vitreale concentratie. De serumconcentraties bij macula-oedeem na retinale veneuze occlusie zijn vergelijkbaar of iets hoger dan bij natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie.
EliminatieDe gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd uit het glasvocht is ca. 9 dagen.