Carvedilol

Publish

Samenstelling

Carvedilol Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
3,125 mg, 6,25 mg, 12,5 mg, 25 mg, 50 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

carvedilol vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij hypertensie verlagen diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers en angiotensinereceptorblokkers (ARB’s) de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntenkenmerken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het verhogen van de dosis; tevens beperkt het de bijwerkingen als gevolg van een dosisverhoging. De vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij meer dan twee aanvallen van angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve bètablokker eerste keus. In geval van bijwerkingen of contra-indicaties komen de langwerkende nitraten in aanmerking, of als alternatief een calciumantagonist. Bij onvoldoende effect van monotherapie heeft combinatietherapie van een β-blokker met een nitraat de voorkeur. Bij de combinatie van een β-blokker met een calciumantagonist komen de dihydropyridinen in aanmerking. Zie ook Onderhoudsbehandeling stabiele Prinzmetal-angina-pectoris.

Bij systolisch hartfalen starten met een ACE-remmer en bij vochtretentie met een diureticum, daarna, als de patiënt klinisch stabiel is, een selectieve β-blokker toevoegen. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname voor hartfalen verminderen. De patiënt op de medicatie instellen op basis van een zorgvuldige titratie van de doses en regelmatige controle van serumelektrolyten en de nierfunctie. De voorkeur gaat uit naar selectieve β-blokkers.

Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Essentiële hypertensie;
  • Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris;
  • Aanvullende behandeling bij matig tot ernstig stabiel hartfalen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen:

Begindosering 12,5 mg 1×/dag, na 2 dagen verhogen tot aanbevolen dosering van 25 mg 1×/dag; indien nodig geleidelijk verhogen met intervallen van ten minste 2 weken tot max. 50 mg per dag in 2 doses.

Ouderen:

Aanbevolen dosering 12,5 mg 1×/dag, bij onvoldoende respons de dosering met intervallen van ten minste 2 weken verhogen tot max. 50 mg per dag in 2 doses.

Angina pectoris:

Volwassenen:

Begindosering 12,5 mg 2×/dag, na 2 dagen verhogen tot aanbevolen dosering van 25 mg 2×/dag; indien nodig met intervallen van ten minste 2 weken verhogen tot max. 50 mg 2×/dag.

Ouderen:

Begindosering 12,5 mg 2×/dag, na 2 dagen verhogen tot maximale dosering van 25 mg 2×/dag.

Hartfalen:

Volwassenen:

Starten na 4 weken stabiele instelling op standaardbehandeling) begindosering 3,125 mg 2×/dag gedurende 2 weken; vervolgens met intervallen van ten minste 2 weken verhogen tot achtereenvolgens 6,25 mg 2×/dag, 12,5 mg 2×/dag en 25 mg 2×/dag; max. dosering bij een lichaamsgewicht < 85 kg is 25 mg 2×/dag, bij > 85 kg lichaamsgewicht 50 mg 2×/dag. Voorzichtig bij verhoging naar 2×/dag 50 mg en patiënt zorgvuldig controleren. De dosering verhogen tot de hoogst getolereerde dosis; vóór iedere dosisverhoging onderzoeken op symptomen van progressie van hartfalen of excessieve vasodilatatie. Bij toename van hartfalen of vochtretentie in eerste instantie de dosering van het diureticum verhogen, bij onvoldoende verbetering de dosering carvedilol verlagen of tijdelijk de behandeling staken. Indien de behandeling > 2 weken is onderbroken, de behandeling opnieuw starten volgens het beschreven schema. De dosis carvedilol niet verhogen totdat de symptomen van progressie van hartfalen of vasodilatatie zijn gestabiliseerd.

Bij verminderde nierfunctie is aanpassing van de dosering niet noodzakelijk.

Bij verminderde leverfunctie kan verlaging van de dosering nodig zijn.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 2 weken, zeker bij patiënten met een ischemische hartziekte. Voor meer informatie zie de rubriek Waarschuwingen/voorzorgen.

Patiënten met hartfalen of angina pectoris de tabletten bij voorkeur laten innemen met wat voedsel, zodat de absorptie langzamer en de kans op orthostatische hypotensie kleiner is.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10 %): duizeligheid, hoofdpijn, asthenie (meestal mild, in begin van de behandeling), vermoeidheid. Hartfalen, bradycardie. (Orthostatische) hypotensie. Misselijkheid, braken, diarree. (Perifeer) oedeem, hypervolemie, vochtophoping. Pijn in de ledematen. Visusstoornissen, verminderde traanvochtproductie, oogirritatie.

Vaak (1–10%): verstoring van de perifere circulatie (koude extremiteiten, verergering van claudicatio intermittens of fenomeen van Raynaud). Dyspepsie, buikpijn. Luchtweginfecties, dyspneu. Urineweginfecties, mictiestoornissen. Nierfunctiestoornissen of nierfalen (bij diffuse vasculaire afwijkingen en/of onderliggende nierinsufficiëntie). Gewichtstoename, hypercholesterolemie. Vooral bij diabetes hyperglykemie, hypoglykemie (een latente diabetes kan manifest worden). Anemie, trombocytopenie. Depressieve stemming. Pijn (in extremiteiten).

Soms (0,1–1%): AV-blok, angina pectoris, (pré–)syncope, paresthesie. Obstipatie. Huidreacties (allergisch exantheem, dermatitis, urticaria, jeuk, psoriasisachtige huidlaesies), alopecia. Erectiele disfunctie. Slaapstoornissen.

Zelden (0,01–0,1%):neuscongestie. Leukopenie.

Zeer zelden (< 0,01%): droge mond. Allergische reacties. Ernstige huidreacties (incl. erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse). Verhoogde serumconcentraties van ALAT, ASAT en γ–GT. Reversibele urine–incontinentie bij vrouwen. Bij congestief hartfalen kunnen progressie van hartfalen en vochtretentie voorkomen tijdens het instellen van de behandeling.

Interacties

Combinatie met intraveneus verapamil of diltiazem is gecontra-indiceerd, wegens meer kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel. Bij combinatie met oraal diltiazem of verapamil, bloeddruk en ECG zorgvuldig controleren.

Combinatie met dihydropyridinen alleen onder zorgvuldige controle vanwege kans op hartfalen en ernstige hypotensie.

Carvedilol verhoogt de plasmaconcentratie van ciclosporine; digoxineplasmaspiegels controleren en zo nodig de dosering aanpassen.

Carvedilol verhoogt de plasmaconcentratie van digoxine (met ca. 15%). Verder voorzichtig zijn bij combinatie van carvedilol met digoxine omdat beiden de AV-geleidingstijd kunnen verlengen; controleer regelmatig de digoxinespiegel bij starten, wijzigen of beëindigen van de carvedilolbehandeling.

Carvedilol is zowel een Pgp-substraat als een Pgp-remmer. Daardoor kan de biologische beschikbaarheid van middelen die ook door Pgp getransporteerd worden, toenemen bij gelijktijdige toediening. Pgp-remmers kunnen de biologische beschikbaarheid van carvedilol verhogen, Pgp-inductoren kunnen de biologische beschikbaarheid verlagen.

Sterke CYP450-remmers (van vnl. CYP2D6 en CYP2C9) zoals amiodaron, cimetidine, fluconazol, ketoconazol, fluoxetine, paroxetine, erytromycine, haloperidol en verapamil kunnen de plasmaspiegel van carvedilol verhogen. CYP450-inductoren (van vnl. CYP2D6 en CYP2C9) zoals rifampicine (verlaging carvedilolspiegel met ca. 70%), carbamazepine of barbituraten kunnen de plasmaspiegel verlagen.

β-Blokkers kunnen het bloedsuikerverlagende effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen versterken.

Carvedilol kan het bloeddrukverlagende effect versterken van andere geneesmiddelen die een antihypertensieve werking hebben, zoals α1-blokkers, diuretica, nitraten of middelen met antihypertensieve bijwerkingen (barbituraten, TCA’s, alcohol).

β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken.

Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotrope effect van β-blokkers versterken.

De bronchusverwijdende effecten van β-agonisten worden tegengegaan; zorgvuldige controle is aangewezen.

Voorzichtig bij combinatie met MAO–remmers of methyldopa, vanwege meer kans op ernstige hypotensie en/of bradycardie; controleer de vitale functies.

NSAID’s, oestrogenen en corticosteroïden kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.

De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen en de behandeling met clonidine nog enkele dagen voortzetten.

Neuromusculaire blokkade wordt verlengd bij combinatie met carvedilol.

Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline (epinefrine) met hypertensie en bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.

Zwangerschap

Carvedilol passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene dood en remming van foetale autonome reflexen. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat o.a. nog optreden: hypotensie, hypoglykemie en bradycardie. Er is meer kans op hart- en longcomplicaties bij de pasgeborene in de postnatale periode.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken en behandeling 2-3 dagen voor de verwachte bevalling stoppen; als dit niet mogelijk is, de pasgeborene de eerste 2-3 dagen extra controleren (hypoglykemie, hypotensie, bradycardie, sedatie en ademhalingsproblemen).

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • instabiel/gedecompenseerd hartfalen;
  • sick-sinussyndroom (incl. SA–blok);
  • tweede en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
  • ernstige hypotensie (systolische bloeddruk < 85 mmHg);
  • cardiogene shock;
  • klinisch relevante sinusbradycardie (hartfrequentie < 50/min);
  • COPD of astma;
  • metabole acidose;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • klinisch manifeste leverfunctiestoornis.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Voorzichtig toepassen bij een eerstegraads AV-blok vanwege negatief dromotrope werking.

Bij een voorgeschiedenis van psoriasis, perifere circulatiestoornissen of perifere vaataandoeningen terughoudend zijn met β-blokkers vanwege een mogelijke verergering van de klachten.

Voorzichtig toepassen bij ouderen of prinzmetal-angina.

Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.

Niet gebruiken bij labiele of secundaire hypertensie, orthostase, acute inflammatoire hartziekte, hemodynamische relevante obstructie van de hartkleppen of het uitstroom-kanaal, laatste fase van een perifere arteriële aandoening.

Bij patiënten met hartfalen én een lage bloeddruk (systolisch < 100 mmHg), ischemische hartziekte, algemene atherosclerose en/of een onderliggende nierinsufficiëntie is een reversibele achteruitgang van de nierfunctie waargenomen; aangeraden wordt tijdens instelling de nierfunctie te controleren en bij achteruitgang van de nierfunctie de dosering te verlagen of de behandeling te staken.

Indien de hartfrequentie afneemt tot < 55 slagen/min en er symptomen van bradycardie optreden, de dosering verlagen. Bij ’ernstiger’ bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 2 weken, zeker bij patiënten met een ischemische hartziekte. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.

Bij optreden van bronchospasmen de dosering verlagen.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyreoïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; regelmatig de glucosespiegel controleren bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering.

Bij continuering van toediening van een β-blokker tijdens algemene anesthesie rekening houden met meer kans op hypotensie.

Bij kinderen < 18 jaar zijn de werkzaamheid en veiligheid niet vastgesteld.

Overdosering

Symptomen
ernstige hypotensie, bradycardie, hartfalen, cardiogene shock, hartstilstand. Bronchospasmen, braken, bewustzijnsstoornis, gegeneraliseerde epileptische aanvallen.

Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info en/of toxicologie.org/carvedilol.

Eigenschappen

Sterk lipofiele, niet-selectieve β-blokker met zwakke membraanstabiliserende werking zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Tevens heeft het een vaatverwijdend effect, dat vnl. berust op een α1-blokkerende werking. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart en verlaagt de perifere vaatweerstand. Het is een anti-oxidant, maar de klinische relevantie van deze eigenschap staat niet vast. Het is een racemisch mengsel van twee stereo-isomeren, de β-blokkerende werking wordt toegeschreven aan de linksdraaiende isomeer, beide enantiomeren hebben α–blokkerende eigenschappen. Twee metabolieten zijn zeer sterke antioxidanten en de 4-hydroxyfenolmetaboliet is als β-blokker 13× potenter dan carvedilol.

Kinetische gegevens

F ca. 25%, bij levercirrose hoger.
T maxca. 1,5 uur. De maximale plasmaconcentratie is hoger bij levercirrose of nierinsufficiëntie.
V d1,5-2 l/kg, groter bij levercirrose.
Eiwitbindingca. 95 %.
Metaboliseringuitgebreid in de lever door vnl. CYP2C9 en CYP2D6 en in mindere mate door CYP3A4, CYP2C19, CYP1A2 en CYP2E1.
Eliminatievnl. met de feces (ca. 60%); een klein deel met de urine als metabolieten (ca. 16%). Carvedilol wordt niet geëlimineerd door dialyse.
T 1/2el6-10 uur.