Pindolol

Publish

Samenstelling

Pindolol Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg, 10 mg, 15 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

pindolol vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij meer dan twee aanvallen van angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve bètablokker eerste keus. In geval van bijwerkingen of contra-indicaties komen de langwerkende nitraten in aanmerking, of als alternatief een calciumantagonist. Bij onvoldoende effect van monotherapie heeft combinatietherapie van een bètablokker met een nitraat de voorkeur. Bij de combinatie van een bètablokker met een calciumantagonist komen de dihydropyridinen in aanmerking. Zie ook de Onderhoudsbehandeling stabiele Prinzmetal-angina-pectoris.

Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelfrequentie bij atriumfibrilleren vormt metoprolol met vertraagde afgifte de eerste keus, tenzij sprake is van niet-gecorrigeerde overvulling, al dan niet gepaard gaande met hartfalen. Bij een contra-indicatie voor een β-blokker is diltiazem geïndiceerd, tenzij er sprake is van hartfalen. Bij (vermoeden van) hartfalen is digoxine geïndiceerd. Indien met een β-blokker of diltiazem in maximale dosering geen voldoende verlaging van de ventrikelfrequentie optreedt, is toevoeging van digoxine aangewezen.

Bij hypertensie verlagen diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers en angiotensinereceptorblokkers (ARB’s) de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntenkenmerken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het verhogen van de dosis; tevens beperkt het de bijwerkingen als gevolg van een dosisverhoging. De vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Angina pectoris;
  • Hartritmestoornissen;
  • Functionele cardiovasculaire stoornissen van hyperadrenerge oorsprong;
  • Hypertensie.

Dosering

De dosering individueel instellen. Verlaag de dosering indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min, bij minder dan 45–50 slagen/min de toediening staken.

Klap alles open Klap alles dicht

Angina pectoris:

5 mg driemaal per dag.

Hartritmestoornissen:

5–10 mg driemaal per dag.

Functionele cardiovasculaire stoornissen door verhoogde sympathicusactiviteit:

2,5–5 mg (½–1 tablet van 5 mg) driemaal per dag.

Hypertensie:

begindosering 10 mg per dag, zo nodig geleidelijk verhogen tot 20 mg per dag.

Gebruikelijke onderhoudsdosering bij lichte en matige hypertensie: 5–15 mg per dag; bij ernstige hypertensie valt combinatie met andere antihypertensiva te overwegen. Bij combinatietherapie met andere antihypertensiva kan met een lagere dosering worden volstaan. Doseringen tot 20 mg in 1 gift ’s ochtends; 20 mg per dag verdelen over 2 doses.

Bij voorkeur kort voor de maaltijd innemen.

Bijwerkingen

Slaapstoornissen, depressie, hallucinaties, tremor, duizeligheid, hoofdpijn, hartblok, bradycardie, hartfalen, hypotensie, Raynaud-achtige symptomen, koude extremiteiten, bronchospasme, dyspneu, misselijkheid, diarree, huidreacties, zweten, verergering van psoriasis, spierkrampen, vermoeidheid.

Interacties

Er dient rekening mee te worden gehouden dat inhalatie-anesthetica het negatief-inotroop effect van β-blokkers kunnen versterken. β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. klasse I anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken. Combinatie met calciumantagonisten die de contractiliteit en de AV-geleiding negatief beïnvloeden (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden, vooral bij een al gestoorde hartfunctie. Anesthetica die myocarddepressie geven, zoals cyclopropaan en trichloorethyleen, bij voorkeur vermijden. Cimetidine en alcohol verhogen de bloedspiegel van β-blokkers, die in de lever worden gemetaboliseerd. Combinatie met MAO-remmers bij voorkeur vermijden, hypertensie kan zich voordoen tot 14 dagen na staken van de MAO-remmer. Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik bradycardie of hartblok kunnen optreden. Prostaglandinesynthetaseremmers kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen. De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen. β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte vasoconstrictieve effect versterken. Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van sympathicomimetica zoals adrenaline (epinefrine) met hypertensie als gevolg. Mogelijk moet de dosering van insuline en orale bloedsuikerverlagende middelen worden aangepast.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Op grond van de farmacologische werkzaamheid (contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding en remming van foetale autonome reflexen) is schadelijkheid denkbaar. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen ongewenste bijwerkingen (m.n. hypoglykemie, hypotensie, bradycardie en ademhalingsproblemen) bij foetus en pasgeborene optreden.
Advies: Gebruik ontraden. Als gebruik noodzakelijk is, de pasgeborene tot 24–48 uur controleren op symptomen van β-blokkade.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af; als borstvoeding wordt gegeven de zuigeling zorgvuldig controleren op symptomen van β-blokkade.

Contra-indicaties

  • sick-sinussyndroom;
  • tweede- en derdegraads AV-blok;
  • hypotensie;
  • cardiogene shock;
  • ernstige verstoringen van de perifere arteriële circulatie;
  • bradycardie;
  • Prinzmetal-angina;
  • astma en andere obstructieve longaandoeningen;
  • hartfalen, cor pulmonale;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • overgevoeligheid voor β-blokkers

Waarschuwingen

Voorzichtigheid is geboden bij eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, chronische nierinsufficiëntie, myasthenia gravis, diabetes mellitus, variant of Prinzmetal-angina en perifere circulatiestoornissen (M. Raynaud). Bij een voorgeschiedenis van psoriasis is terughoudendheid met β-blokkers geboden. Het antihypertensief effect kan pas na zes weken worden beoordeeld. Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden (bv. 1×p/w gedurende 3–4 w.), zie ook bij dosering. Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris. Bètablokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyreoïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd, vooral door de niet-selectieve β-blokkers. Bij continuering van toediening van een β-blokker tijdens algemene anesthesie vermindert de kans op aritmieën bij inductie en intubatie. Bij feochromocytoom altijd combineren met een α-blokker. Voorzichtigheid is geboden bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de anamnese en tijdens desensibilisatietherapie, omdat de gevoeligheid voor adrenaline afneemt. Bij ernstige nier- of leverfunctiestoornissen kan het noodzakelijk zijn de dosering te verlagen. Bij ouderen is voorzichtigheid geboden. De veiligheid en effectiviteit bij kinderen zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Symptomen
bradycardie, hypotensie, hartdalen, cardiogene shock, hartritmestoornissen, hartstilstand, dyspneu, bronchospasmen, braken, hypoglykemie, hyperkaliëmie, verlaagd bewustzijnsniveau, gegeneraliseerde convulsies, coma en overlijden. Zelden tachycardie en hypertensie.

Therapie
Meestal is geen behandeling nodig. Eventueel 0,5–1 mg (of meer) atropine per infuus. of isoprenaline 5 microg/min via langzame infusie. In refractaire gevallen glucagon i.v. overwegen.

Eigenschappen

Niet-selectieve lipofiele β-blokker met duidelijke intrinsieke sympathicomimetische activiteit. Vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Vaatverwijdend. Werking: ten minste 24 uur.

Kinetische gegevens

Resorptiesnel en nagenoeg volledig.
Fca. 90%.
T max1–2 uur.
V d2–3 l/kg.
OverigPasseert de bloed-hersenbarrière makkelijk.
Eliminatie30–40% onveranderd via de nieren, de inactieve metabolieten met urine en gal.
T 1/23–4 uur, bij ouderen 7–15 uur. Bij gestoorde nierfunctie tot 12 uur, bij gestoorde leverfunctie tot 30 uur.