Insuline, gewoon/insuline, isofaan

Publish

Samenstelling

Actraphane Novo Nordisk bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’30/70’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml, pen (’Novolet’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 30 IE/ml en isofaan insuline 70 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’40/60’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 40 IE/ml en isofaan insuline 60 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’50/50’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 50 IE/ml en isofaan insuline 50 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Humuline Eli Lilly Nederland

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’30/70’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 30 IE/ml en isofaan insuline 70 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkoxide.

Insuman Comb Sanofi-Aventis

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’15’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 15 IE/ml en isofaan insuline 85 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’25’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon 3 ml, pen 3 ml (’Solostar’)

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 25 IE/ml en isofaan insuline 75 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’50’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 50 IE/ml en isofaan insuline 50 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Mixtard Novo Nordisk bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’10/90’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml, pen (’Novolet’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 10 IE/ml en isofaan insuline 90 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’20/80’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml, pen (’Novolet’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 20 IE/ml en isofaan insuline 80 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’30/70’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml, patroon (’Penfill’) 3 ml, pen (’Novolet’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 30 IE/ml en isofaan insuline 70 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’40/60’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 40 IE/ml en isofaan insuline 60 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’50/50’
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
patroon (’Penfill’) 3 ml

Bevat per 100 IE/ml: gewoon insuline 50 IE/ml en isofaan insuline 50 IE/ml. Conserveermiddelen: m-cresol en fenol. Bevat tevens protaminesulfaat en zinkchloride.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

insuline, gewoon/insuline, isofaan vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De keuze van het insulinepreparaat en de toedieningsvorm wordt voornamelijk individueel bepaald door de behoeften en mogelijkheden van de patiënt.

Bij diabetes type I gaat de voorkeur uit naar een basaal-bolusregime waarbij een injectie met kortwerkende insuline voor of bij elke maaltijd gegeven wordt, en voor de basale insulinebehoefte een of twee injecties per dag van een verlengd werkend insulinepreparaat. Als een basaal-bolus schema minder geschikt of te belastend is, is een tweemaal daags schema van mix-insulinen een alternatieve optie.

Behandeling van diabetes mellitus type 2 met bloedglucoseverlagende middelen komt pas in aanmerking indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met voorlichting, educatie, aanpassing van de voeding en stimulering van lichaamsbeweging. Metformine is eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat hiermee, kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (bij voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap is (toevoeging van) insulinetherapie. De overige bloedglucoseverlagende middelen komen pas in aanmerking indien gebruik van bovenstaande voorkeursmiddelen op bezwaren stuit.

Indicaties

Diabetes mellitus .

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus:

Individueel instellen, doseren op geleide van de bloedglucosespiegel. Volwassenen: onderhoudsdosis meestal 0,3–1,0 IE/kg lichaamsgewicht per dag. De combinatie van kort– en middellangwerkende insuline 2×/dag toedienen: ca. 2/3 deel van de dagdosis vóór het ontbijt en ca. 1/3 deel vóór de avondmaaltijd. Bij diabetes mellitus type 2 wordt insuline in eerste instantie toegevoegd aan de orale bloedglucoseverlagende middelen. Uiteindelijk kunnen de orale bloedglucoseverlagende middelen geheel worden vervangen door de insulinen. Bij een nuchtere bloedglucosewaarde hoger dan 20 mmol/ml bij diagnose, wordt afhankelijk van de kans op dehydratie, direct gestart met insuline.

Dosisaanpassing kan nodig zijn bij verandering van de fysieke activiteit of van dieet, bij overzetten op een ander type of merk insuline of bij een bijkomende ziekte. De insulinebehoefte kan afnemen bij nier- of leverinsufficiëntie en bij aandoeningen van bijnieren, hypofyse, schildklier. De insulinebehoefte kan toenemen bij infecties, koorts en acidose.

Toedienen: 30 minuten vóór de maaltijd.

Subcutaan toedienen, Humuline eventueel ook i.m. (niet aanbevolen). Insulinesuspensies mogen nooit i.v. worden toegediend en zijn niet geschikt voor gebruik in infuuspompjes.

De insuline-absorptie kan verschillen per injectiegebied (v.b. buikwand in vergelijking met de dij), daarom één injectiegebied aanhouden. Binnen dit injectiegebied steeds variëren van injectieplaats om de kans op lipodystrofie te verminderen.

Bijwerkingen

Meest voorkomend: hypoglykemie.

Vaak (1–10%): lokale overgevoeligheidsreacties, zoals roodheid, zwelling, pijn, jeuk, vooral door hulpstoffen zoals zink, protamine en conserveermiddelen.

Soms (0,1–1%): oedeem, (verergering van) diabetische retinopathie; met name tijdelijk na snelle verbetering van de voorafgaande slechte metabole controle. Acute perifere neuropathie (m.n. bij een snelle verbetering van de glucoseregulatie) die meestal reversibel is. Lokaal lipodystrofie, vooral bij herhaalde injectie op dezelfde plaats. Huiduitslag, urticaria.

Zeer zelden (< 0,01%): gegeneraliseerde allergische reacties, variërend van gastro-intestinale klachten tot levensbedreigende anafylactische shock met o.a. bronchospasme, larynxoedeem en circulatoire collaps. Refractiestoornissen.

Interacties

De insulinebehoefte kan veranderen door andere stoffen:

Verlaging van de insulinebehoefte door: androgene en anabole steroïden, orale bloedglucoseverlagende middelen, disopyramide, ACE-remmers, angiotensine–II receptor antagonisten, fluoxetine, MAO-remmers, niet-selectieve β-blokkers, sulfonamiden, hoge doses (> 2 g) salicylaten en alcohol.

Verhoging van de insulinebehoefte door: orale anticonceptiva, glucocorticoïden, HIV-proteaseremmers, danazol, thiazide- en lisdiuretica, sympathicomimetica, fenothiazine–derivaten, schildklierhormonen, groeihormonen en atypische antipsychotica (bv. olanzapine en clozapine).

Somatostatine analogen (octreotide, lanreotide) kunnen de insulinebehoefte zowel verlagen als verhogen.

Niet-selectieve β-blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren en het herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie vertragen. Tevens kan tijdens de hypoglykemie ernstige hypertensie optreden.

Voorzichtig gebruiken in combinatie met pioglitazon bij risicofactoren voor hartfalen en bij ouderen vanwege de toegenomen kans op hartfalen.

Zwangerschap

Teratogenese: Ruime ervaring met insuline gewoon en insuline isofaan tijdens de zwangerschap wijst niet op een toename van aangeboren afwijkingen.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt. Vrouwen met diabetes mellitus type I en II moeten bij voorkeur al vóór de zwangerschap goed worden ingesteld op insuline.
Overig: Een goede regulatie van de bloedglucosespiegel vermindert de kans op aangeboren afwijkingen. Tijdens zwangerschap kan de insulinebehoefte veranderen; nauwgezette controle is dan ook noodzakelijk.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Insuline wordt bij orale inname (van de moedermelk) geïnactiveerd.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Overig: Mogelijk is aanpassing van de dosering en/of het dieet vereist.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Bij ouderen en bij nier- of leverinsufficiëntie de bloedglucosespiegel vaker controleren. Verandering van insulinebehoefte treedt op bij verandering van het maaltijdschema, (onverwachte) zware fysieke inspanning, het ontstaan van stress–situaties zoals ziekten (bv. griep) en emotionele gebeurtenissen, en verder bij bijkomende aandoeningen die de werking van nieren, lever, bijnier, hypofyse of de schildklier beïnvloeden. Bij een sterke verbetering van de bloedglucose-instelling door een intensieve insulinetherapie, bij overschakeling op een ander type insuline, bij een lange historie van diabetes of een diabetische zenuwaandoening en bij ouderen kunnen de vroege waarschuwingssignalen van hypoglykemie anders worden waargenomen of zelfs verdwijnen. Bij normale of verlaagde waarden van geglycosyleerd hemoglobine denken aan terugkerende, niet-onderkende (vooral nachtelijke) episoden van hypoglykemie. Intensiveer – vanwege de kans op ernstige complicaties – de controle op hypoglykemie bij een significante stenose van coronaire arteriën of van de bloedvaten die de hersenen van bloed voorzien en bij (onbehandelde) proliferatieve retinopathie. Een abrupte verbetering van de bloedglucose-instelling (door intensieve insulinetherapie) kan gepaard gaan met tijdelijke verergering van diabetische retinopathie. Bij inadequate dosering of onderbreken van de behandeling kan vooral bij type 1-diabeten hyperglykemie optreden, met als symptomen dorst, frequente mictie, misselijkheid, braken, sufheid, een rode, droge huid, droge mond en anorexie. Onbehandelde hyperglykemie kan bij type 1-diabetes tot diabetische ketoacidose leiden (adem ruikt naar aceton).

Overdosering

Symptomen
Hypoglykemie, zich uitend in honger, zwakte, trillen, transpireren, snelle en sterke hartslag, hoofdpijn, duizeligheid en/of cognitieve symptomen zoals concentratieverlies en verwardheid (symptomen veroorzaakt door adrenaline en cortisol). De hypoglykemie kan optreden door relatieve overdosering tijdens o.a. inspanning of door onvoldoende voedseltoevoer of door absolute overdosering.

Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling de monografie insulinen op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Combinatie van recombinant gewoon humaan insuline en middellang werkend, isofaan humaan insuline. Insuline verlaagt de bloedglucose, door de opname van glucose door de cellen te verhogen en de afgifte van glucose door de lever te verlagen; het bevordert de glycogeenvorming en vermindert de gluconeogenese. Daarnaast bevordert insuline de eiwitsynthese en remt het de lipolyse (regulering van de mobilisatie van vet uit depots).

Werking: s.c. na 30–60 min, maximale effect binnen 1,5–8 uur; werkingsduur: 11–24 uur.

Kinetische gegevens

Resorptiesnelle resorptie (insuline gewoon); vertraagd (insuline isofaan).
T maxs.c. 1,5–2,5 uur (insuline gewoon), 2–18 uur (insuline isofaan).
Metaboliseringvnl. in de lever en in mindere mate in de nieren en het spierweefsel, tot inactieve metabolieten.
T 1/2gem. enkele min (insuline), bij ernstige nierinsufficiëntie langer. De biologische halfwaardetijd kan echter zijn verlengd door binding aan anti-insuline antilichamen.