Stavudine

Publish

Samenstelling

Zerit Bristol-Myers Squibb bv

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
20 mg, 30 mg, 40 mg
Toedieningsvorm
Poeder voor drank
Sterkte
1 mg/ml
Verpakkingsvorm
200 ml

De drank bevat tevens saccharose 50 mg/ml. Conserveermiddelen: methyl– en propylparahydroxybenzoaat.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

stavudine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De keuze van de verschillende preparaten is afhankelijk van diverse aspecten (zie de richtlijn HIV). Bij de behandeling van een HIV-infectie bij therapie-naïeve patiënten wordt de voorkeur gegeven aan een tripeltherapie bestaande uit twee nucleoside reverse transcriptaseremmers (NRTI) en een derde middel uit één van de volgende groepen: een integraseremmer (INSTI), non-nucleoside reverse transcriptaseremmer (NNRTI) of een gebooste proteaseremmer.

Aan de vergoeding van stavudine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Als onderdeel van een antivirale combinatietherapie voor de behandeling van een HIV-1-infectie, alleen indien andere anti-retrovirale middelen niet kunnen worden gebruikt. De duur van de behandeling dient in verband met het bijwerkingenprofiel zo kort mogelijk te zijn.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

HIV-1-infectie:

Volwassenen:

Lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 40 mg iedere 12 uur; < 60 kg: 30 mg iedere 12 uur.

Nierfunctiestoornissen: creatinineklaring 26–50 ml/min: lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 20 mg iedere 12 uur; < 60 kg: 15 mg iedere 12 uur; creatinineklaring ≤ 25 ml/min (incl. dialysepatiënten): lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 20 mg elke 24 uur; < 60 kg: 15 mg elke 24 uur. Dialysepatiënten dienen de dosis na de dialyse in te nemen en op niet-dialyse dagen op hetzelfde tijdstip.

Kinderen ≥ 14 dagen:

Bij een lichaamsgewicht < 30 kg 1 mg/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur; bij een lichaamsgewicht ≥ 30 en < 60 kg 30 mg iedere 12 uur en bij ≥ 60 kg 40 mg iedere 12 uur (dosering als bij volwassenen).

Nierfunctiestoornissen: overweeg een reductie van de dosis en/of een langer toedieningsinterval; er zijn géén dosisaanbevelingen voor kinderen < 3 maanden met een verminderde nierfunctie

Kinderen 0–13 dagen oud:

0,5 mg/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur. Doseeradviezen voor neonaten met een verminderde nierfunctie óf na een zwangerschapsduur < 37 weken zijn niet beschikbaar.

De behandelduur zo kort mogelijk houden en zo mogelijk omschakelen naar een andere behandeling.

Voor optimale resorptie de capsules of drank op een lege maag innemen (ten minste 1 uur voor de maaltijd); indien dit niet mogelijk is dan innemen met een lichte maaltijd. De drank voor gebruik goed schudden. Zo nodig kan de toediening ook plaatsvinden door de capsule voorzichtig te openen en de inhoud met voedsel te mengen.

Bijwerkingen

In combinatietherapie (vooral onderzocht met lamivudine en efavirenz):

Zeer vaak (> 10%): paresthesie, perifere neuritis; deze bijwerkingen komen minder frequent voor bij kinderen.

Vaak (1-10%): diarree, buikpijn, misselijkheid, dyspepsie. Perifere neurologische symptomen incl. perifere neuropathie, paresthesie en perifere neuritis, duizeligheid, hoofdpijn, slapeloosheid, slaperigheid, vermoeidheid, depressie, abnormale dromen en gedachten. Lipoatrofie, lipodystrofie, asymptomatische hyperlactacidemie. Huiduitslag, jeuk. Verhoging ALAT-, ASAT- en lipasewaarden.

Soms (0,1-1%): angst, emotionele labiliteit. (Fatale) lactaatacidose, anorexie. Asthenie, artralgie, myalgie. Braken, hepatitis of geelzucht, (fatale) pancreatitis. Gynaecomastie. Urticaria.

Zelden (0,01–0,1%): anemie. hyperglykemie. Hepatische steatosis.

Zeer zelden (< 0,01%): spierzwakte (meestal door lactaatacidose). Diabetes mellitus. Leverfalen. Neutropenie, trombocytopenie.

Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met een herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie). cART kan tevens gepaard gaan met metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie, hyperglykemie en hyperlactatemie). Verder kan cART aanleiding geven tot het immuunreconstitutiesyndroom. Gemeld zijn gevallen van osteonecrose, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan combinatietherapie.

Interacties

Zie voor de interacties van stavudine de pagina HIV-interacties van de UCSF (University of California).

Zwangerschap

Stavudine passeert de placenta.
Teratogenese: De klinische ervaring is beperkt, maar aangeboren abnormaliteiten en miskramen zijn gemeld. Bij dieren is alleen bij zeer hoge doses embryofoetale toxiciteit gemeld.
Farmacologisch effect: Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die in utero zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole stoornissen (hyperlactatemie of hyperlipasemie) en laattijdig optredende neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag). In combinatie met didanosine tijdens de zwangerschap is in zeldzame gevallen, soms dodelijke, lactaatacidose gemeld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole stoornissen (hyperlactatemie of -lipasemie) en laattijdig intredende neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag).
Advies: Het geven van borstvoeding door vrouwen met een HIV-infectie wordt ontraden om het overdragen van HIV te voorkomen.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Behandeling met stavudine kan selecteren voor thymidine analoog mutaties (TAM’s) die samenhangen met zidovudine-resistentie en/of deze in stand houden.

Behandeling met stavudine is geassocieerd met verschillende ernstige bijwerkingen, zoals lactaatacidose, lipoatrofie en polyneuropathie, waarvoor mitochondriale toxiciteit een mogelijke onderliggende oorzaak is. Gezien deze mogelijke risico’s, voor iedere patiënt een analyse van de baten/risicoverhouding verrichten en een alternatieve anti-retrovirale behandeling zorgvuldig overwegen. De behandeling met stavudine zo kort mogelijk toepassen; daarna indien mogelijk overstappen op een andere behandeling.

Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van perifere neuropathie. Bij optreden van perifere neuropathie (vaak beginnend na enkele maanden van behandeling) de patiënt overzetten op een alternatieve behandeling. Indien dit niet mogelijk is, hervatting van de behandeling met een lagere dosis overwegen onder strikte controle van symptomen van perifere neuropathie.

Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis, hepatomegalie, hepatitis of andere bekende risicofactoren voor leverziekten (waaronder gebruik van bepaalde geneesmiddelen en alcoholmisbruik) en hepatische steatose; nauwkeurig de leverfunctie controleren. Bij verergering van de leverziekte de behandeling onderbreken of staken. In geval van symptomatische hyperlactatemie en metabole- of lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel toenemende aminotransferasespiegels de behandeling staken.

Wees voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie omdat er meer kans is op een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden (zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie) kunnen leiden. In dit kader kunnen ook auto-immuunreacties (zoals de ziekte van Graves) optreden, vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.

Stavudine is niet onderzocht bij een leeftijd > 65 jaar.

Overdosering

Eigenschappen

Nucleoside reverse transcriptaseremmer (NRTI). Stavudine (= d4T), een analoog van thymidine, is een antivirale stof waarvan het werkingsspectrum vrijwel beperkt is tot retrovirussen, incl. humaan immunodeficiëntievirus (HIV). Het is pas werkzaam nadat het intracellulair door fosforylering is omgezet in de actieve metaboliet stavudinetrifosfaat; deze remt het HIV-reverse-transcriptase door competitie met het natuurlijke substraat (thymidinetrifosfaat). Tevens remt het de synthese van viraal DNA door voortijdig de virale DNA-ketenverlenging te blokkeren.

Kinetische gegevens

Resorptiegoed.
Fca. 86%.
T maxca. 1 uur.
V dca. 0,66 l/kg.
OverigPenetratie in liquor: ca. 40% van plasmaconcentratie.
Metaboliseringgedeeltelijk, o.a. door oxidering en glucuronidering.
Eliminatievnl. via de nieren (ca. 95%) via glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie, ca. 70% onveranderd; ca. 3% met de feces.
T 1/2el1,3–2,3 uur.