Emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat

Publish

Samenstelling

Genvoya Gilead Sciences bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld

Bevat per tablet: emtricitabine 200 mg, tenofoviralafenamide (als fumaraat) 10 mg, elvitegravir 150 mg en cobicistat 150 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De anti-retrovirale behandeling van een HIV-infectie begint met een combinatie van twee middelen die de nucleoside reverse-transcriptase remmen (NRTI) en een derde actief antiviraal geneesmiddel uit een van deze klassen: een non-nucleoside reverse transcriptase remmer (NNRTI), een proteaseremmer geboost met ritonavir, of een integraseremmer (INSTI). Op grond van kostenoverwegingen heeft de NRTI combinatie van abacavir/lamivudine de voorkeur bij een specifieke patiëntengroep (HLA-B*5701 negatief). Het combinatiepreparaat Genvoya® (emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat) is geregistreerd voor volwassenen en adolescenten met HIV-1-infectie zonder bekende mutaties geassocieerd met resistentie tegen elvitegravir, emtricitabine of tenofovir. Elvitegravir is een integraseremmer.

Genvoya® mag niet worden gestart bij patiënten met een verminderde nierfunctie (creatinineklaring lager dan 30 ml/min).

Aan de vergoeding van emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Behandeling van volwassenen en adolescenten (≥ 12 jaar én met een lichaamsgewicht van ≥ 35 kg) die zijn geïnfecteerd met HIV-1, zonder enige bekende mutaties geassocieerd met resistentie tegen emtricitabine, tenofovir of de klasse integraseremmers.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

HIV-1-infectie

Volwassenen en kinderen (≥ 12 j. én met een lichaamsgewicht ≥ 35 kg):

1 tablet 1×/dag.

Gebruik bij nierfunctiestoornissen: bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min geen dosisaanpassing nodig, < 30 ml/min het gebruik niet starten/stoppen.

Gebruik bij leverfunctiestoornissen: geen dosisaanpassing nodig bij Child-Pugh-score 5–9; gebruik bij een Child-Pugh-score ≥ 10 is niet onderzocht en wordt niet aanbevolen.

Bij overgeven binnen 1 uur na het innemen van de tablet, een nieuwe tablet innemen.

Bij vergeten van een dosis deze alsnog innemen als dit binnen 18 uur na het gebruikelijke tijdstip van innemen bemerkt wordt en doorgaan met het gebruikelijke doseringsschema. Is meer dan 18 uur verstreken, de overgeslagen dosis niet meer innemen en doorgaan met het gebruikelijke doseerschema.

De tablet heel (niet kauwen of fijnmaken) innemen met voedsel.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.

Vaak (1–10%): hoofdpijn, duizeligheid. Ongewone dromen. Braken, diarree, buikpijn, flatulentie. Huiduitslag. Vermoeidheid.

Soms (0,1–1%): dyspepsie. Jeuk.

Verder is gemeld: verandering in serumcreatinine door remming van de tubulaire secretie van creatinine, zonder aantasting van de glomerulaire nierfunctie.

Bij gebruik van emtricitabine of elvitegravir in combinatie met andere anti-retrovirale middelen zijn nog soms angio-oedeem, anemie en depressie gemeld.

Bij gebruik van NRTI’s kan lactaatacidose optreden, gewoonlijk samengaand met hepatische steatose. Lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan geassocieerd zijn met pancreatitis, leverfalen of nierfalen.

Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met een herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en met metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie, het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus).

Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren, voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART. Wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke gewrichten en/of het stijf worden van gewrichten.

Het veiligheidsprofiel van Genvoya bij adolescenten komt overeen met dat van volwassenen.

Interacties

Genvoya is bedoeld als een volledige behandeling tegen HIV en mag niet worden gecombineerd met andere anti-retrovirale middelen.

Zie voor de interacties van emtricitabine, tenofovir en elvitegravir/cobicistat en eventuele benodigde dosisaanpassingen de http://hivinsite.ucsf.edu/insite?page=ar-00-02&post=1.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (< 300 zwangerschapsuitkomsten). Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve zuigelingen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole (hyperlactatemie en hyperlipasemie) stoornissen en daarnaast laat intredende neurologische (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag) stoornissen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Het kind dat in utero is blootgesteld aan Genvoya en relevante symptomen vertoont, klinisch en door laboratoriumtesten controleren op mitochondriale disfunctie.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie. Hierbij óf een hormonaal anticonceptivum gebruiken dat ten minste 30 microg ethinylestradiol bevat én dat norgestimaat als progestageen bevat, óf een betrouwbare niet-hormonale anticonceptiemethode toepassen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (emtricitabine, tenofovir), onbekend (elvitegravir, cobicistat). Bij dieren gaan elvitegravir en cobicistat over in de moedermelk.
Advies: Het geven van borstvoeding door vrouwen met een HIV-infectie wordt ontraden om het overdragen van HIV te voorkomen.

Contra-indicaties

Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Vóór het beginnen van de behandeling de creatinineklaring bepalen evenals de glucose en het eiwit in de urine. De behandeling niet beginnen indien de creatinineklaring < 30 ml/min is.

Tijdens de behandeling gedurende het eerste jaar elke vier weken de creatinineklaring, het serumfosfaatgehalte, de glucose en het eiwit in de urine bepalen, daarna elke drie maanden. Bij risicofactoren voor een nierfunctiestoornis een meer frequente controle overwegen; bij (noodzakelijke) combinatie met andere nefrotoxische geneesmiddelen wekelijks blijven controleren. Cobicistat remt de tubulaire secretie van creatinine en kan matige stijgingen van het serumcreatinine veroorzaken; bij een stijging van > 26,5 micromol/l ten opzichte van de uitgangswaarde nauwlettend controleren op niertoxiciteit. Indien het serumfosfaatgehalte < 0,48 mmol/l is of de creatinineklaring < 70 ml/min, de nierfunctie binnen één week opnieuw beoordelen, inclusief het glucose- en kaliumgehalte in het bloed en het glucosegehalte in de urine; bij een creatinineklaring < 70 ml/min alleen na zorgvuldige overweging doorbehandelen. Staak de therapie bij een creatinineklaring < 30 ml/min.

Bij reeds bestaande leveraandoeningen (waaronder chronische actieve hepatitis) of bij risicofactoren voor leverziekte (zoals vrouwen met obesitas, alcoholgebruik) is er meer kans op achteruitgang van de leverfunctie tijdens anti-retrovirale combinatietherapie. Bij co-infectie met hepatitis B of C (HBV of HCV) is er meer kans op ernstige en potentieel fatale leverbijwerkingen; de leverfunctie conform de standaardprocedures controleren en bij een achteruitgang de behandeling onderbreken of staken. Tenofoviralafenamide is (in vitro) werkzaam tegen HBV, maar de klinische werkzaamheid wordt nog onderzocht en is, in tegenstelling tot bij tenofovirdisoproxil, nog niet geheel vastgesteld. Bij staken van de behandeling bij co-infectie met HBV kan een acute exacerbatie van hepatitis optreden; de patiënt gedurende ten minste enige maanden nauwlettend vervolgen. Staken van de behandeling bij gevorderde leverziekte of cirrose wordt afgeraden omdat dit kan leiden tot leverdecompensatie.

Lactaatacidose is gerapporteerd bij gebruik van nucleoside-analoga en wordt meestal geassocieerd met ernstige hepatomegalie en hepatische steatosis. Wees daarom voorzichtig bij (in het bijzonder obese vrouwen) met hepatomegalie of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en leversteatose. Co-infectie met HCV (behandeld met interferon α en ribavirine) is tevens een risicofactor. Vroege symptomen van hyperlactatemie omvatten misselijkheid, braken, buikpijn, malaise, verlies van eetlust, gewichtsverlies en respiratoire (snelle en/of zware ademhaling) of neurologische symptomen (incl. verzwakte motoriek). Lactaatacidose treedt gewoonlijk op na behandeling van een paar maanden. Ernstige (soms fataal verlopende) gevallen zijn in verband gebracht met pancreatitis, leverfalen/leversteatose en nierfalen. De behandeling staken bij optreden van symptomatische hyperlactatemie, metabole- of lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel toenemende aminotransferasespiegels.

Wees voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie in verband met meer kans op ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden kunnen leiden (bv. CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals M. Graves) optreden, vaak pas na vele maanden na het starten van de behandeling.

Botafwijkingen dragen zelden bij aan het ontstaan van fracturen en kunnen worden geassocieerd met proximale niertubulopathie.

Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een significante onderliggende leveraandoening, zoals ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15), een co-infectie met HCV, of bij kinderen < 12 j. of met een gewicht < 35 kg.

Overdosering

Therapie
Emtricitabine en vrij tenofovir kunnen worden verwijderd middels hemodialyse, het is niet bekend of peritoneale dialyse ze effectief verwijderd. Elvitegravir en cobicistat zijn in hoge mate aan plasmaproteïnen gebonden; het is onwaarschijnlijk dat zij in significante mate worden verwijderd door hemodialyse of peritoneale dialyse.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met Genvoya contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Combinatie van een nucleoside - en een nucleotide reverse transcriptaseremmer (NRTI en NtRTI; emtricitabine en tenofoviralafenamide, respectievelijk), een ’integrase strand transfer inhibitor’ (INSTI; elvitegravir) en een CYP3A-remmer (cobicistat). Cobicistat verhoogt de systemische blootstelling aan elvitegravir. Emtricitabine is een prodrug en wordt intracellulair gefosforyleerd tot de actieve trifosfaatverbinding. Tenofoviralafenamide is eveneens een prodrug en wordt intracellulair gehydrolyseerd tot tenofovir en vervolgens gefosforyleerd tot tenofovirdifosfaat.

Kinetische gegevens

Resorptieis groter bij inname met een lichte of vetrijke maaltijd (elvitegravir).
T maxca. 3 uur (emtricitabine), 1 uur (tenofoviralafenamide), 4 uur (elvitegravir), 3 uur (cobicistat).
V dca. 0,02 l/kg (emtricitabine), 0,01 l/kg (tenofovir).
Overigemtricitabine en tenofovir worden uitgebreid verdeeld over het gehele lichaam.
Eiwitbinding98–99% (elvitegravir), 97–98% (cobicistat).
Metaboliseringin de lever door o.a. CYP3A (elvitegravir, cobicistat) en CYP2D6 (cobicistat). Intracellulair tot tenofovir door hydrolasen (tenofoviralafenamide); tenofovir wordt intracellulair gefosforyleerd tot het werkzame tenofovirdisfosfaat.
Eliminatievnl. met de nieren, grotendeels onveranderd (emtricitabine); vnl. met de nieren door glomerulaire filtratie en actief tubulair transport OAT1, grotendeels onveranderd (tenofovir); vnl. met de feces, onveranderd en als metabolieten (elvitegravir); vnl. met de feces, onveranderd en als metabolieten (cobicistat). Hemodialyse verwijdert ca. 30% van de dosis emtricitabine gedurende een dialyse van 3 uur. Vrij tenofovir wordt efficiënt verwijderd door middel van hemodialyse (extractiecoëfficiënt ca. 54%). Of peritoneale dialyse emtricitabine en tenofovir kan verwijderen is niet bekend. Tenofovir uit tenofoviralafenamide komt echter voornamelijk intracellulair voor. Elvitegravir en cobicistat worden door de hoge eiwitbinding waarschijnlijk niet in significante mate door dialyse verwijderd.
T 1/2elca. 10 uur (emtricitabine); 12–18 uur (tenofovir); 13 uur (elvitegravir); 3,5 uur (cobicistat).