emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine
Samenstelling
Eviplera Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: emtricitabine 200 mg, tenofovir(disoproxil) (als fumaraat) 245 mg en rilpivirine (als hydrochloride) 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
De keuze van de verschillende preparaten is afhankelijk van diverse aspecten (zie de richtlijn HIV). Bij de behandeling van een HIV-infectie bij therapie-naïeve patiënten wordt de voorkeur gegeven aan een tripeltherapie bestaande uit twee nucleoside reverse transcriptaseremmers (NRTI) en een derde middel uit één van de volgende groepen: een integraseremmer (INSTI), non-nucleoside reverse transcriptaseremmer (NNRTI) of een gebooste proteaseremmer.
Het combinatiepreparaat Eviplera® (emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine) is geregistreerd voortherapie-naïeve volwassenen met HIV-1-infectie en een virusconcentratie ≤ 100.000 kopieën/ml. Emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine onderdrukt de virusconcentratie ongeveer even veel als emtricitabine/tenofovirdisoproxil/efavirenz. In de relatiefkortdurende studies gaf emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine minder vaak en minder ernstige bijwerkingen. Dit is echter geen reden om aan emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine de eerste voorkeur te geven.
Aan de vergoeding van emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Behandeling van een HIV-1-infectie bij volwassenen zonder bekende mutaties geassocieerd met resistentie tegen de klasse van NNRTI’s, emtricitabine of tenofovir, én met een ’viral load’ ≤ 100.000 HIV–1 RNA kopieën/ml.
Dosering
HIV-1 infectie:
Volwassenen:
1 tablet 1×/dag tijdens de maaltijd. Indien aanpassing van de dosis is vereist, dient doorgaans te worden overgegaan op doseren met de afzonderlijke stoffen.
Wanneer de patiënt binnen 4 uur na inname overgeeft, moet hij/zij een nieuwe tablet met een maaltijd innemen. Indien hij/zij ná 4 uur na inname overgeeft, géén nieuwe dosis meer innemen tot aan de volgende geplande dosis.
Bij het overslaan van een dosis kan binnen 12 uur de dosis alsnog zo snel mogelijk met een maaltijd worden ingenomen; na 12 uur de gemiste dosis niet meer innemen, en doorgaan met het gebruikelijke schema.
De tablet in zijn geheel innemen tijdens de maaltijd.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, diarree. Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid. Asthenie. Huiduitslag. Verhoogd totaal cholesterolgehalte (nuchter), verhoogd LDL–cholesterolgehalte (nuchter). Verhoogde transaminasen (ASAT en/of ALAT). Verhoogd creatinekinase. Hypofosfatemie.
Vaak (1–10%): droge mond, dyspepsie, buikpijn, flatulentie, verhoogde amylasespiegels, verhoogde serumlipasespiegels, hyperbilirubinemie. Verminderde eetlust, hypertriglyceridemie, hyperglykemie. Slapeloosheid, abnormale dromen, depressie. Vermoeidheid. Allergische reactie, urticaria, jeuk, toegenomen pigmentatie. Neutropenie, verlaagd aantal leukocyten, verlaagd hemoglobine, verlaagd aantal trombocyten.
Soms (0,1–1%): angio–oedeem. Spierzwakte, rabdomyolyse. Immuunreconstitutiesyndroom. Pancreatitis. Ernstige huidreacties met systemische symptomen zoals DRESS-syndroom (’drug rash with eosinophilia and systemic symptoms’), toxische epidermale necrolyse en Stevens-Johnsonsyndroom. Hypokaliëmie. Verhoogd creatinine, proteïnurie. Anemie.
Zelden (0,01–0,1%): lactaatacidose. Hepatische steatose, hepatitis. Nierfalen, acute tubulaire necrose, proximale niertubulopathie, nefritis (incl. acute interstitiële nefritis), nefrogene diabetes insipidus. Osteomalacie, myopathie.
Bij gebruik van NRTI’s kan lactaatacidose optreden, gewoonlijk samengaand met hepatische steatose. Lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan samenhangen met pancreatitis, lever- of nierfalen.
Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie en het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus).
Bij NNRTI’s zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren (o.a. gebruik van corticosteroïden, bovenmatig alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie en overgewicht), gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie.
Interacties
Zie HIV-interacties van de UCSF (University of California) voor de interacties van rilpivirine en tenofovir en de eventuele benodigde dosisaanpassingen (losse preparaten benodigd). Bij emtricitabine zijn dosisaanpassingen in het kader van interacties niet van toepassing.
Zwangerschap
Teratogenese: Uitkomsten van meer dan 1000 zwangerschappen bij de mens duiden er niet op dat emtricitabine leidt tot afwijkingen of foetaal/neonataal toxisch is. Er zijn tot dusver geen aanwijzingen voor schadelijkheid in dierproeven. Ten aanzien van tenofoviralafenamide en rilpivirine: bij de mens, onbekend; bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die in utero zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga met als gevolg neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag), meestal voorbijgaande hematologische stoornissen (anemie, neutropenie) en metabole stoornissen (hyperlactatemie of hyperlipasemie).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. De neonaat nauwlettend controleren op eventuele mitochondriale disfunctie.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij de mens; emtricitabine, tenofovir), ja (bij dieren; rilpivirine).
Farmacologisch effect: Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole stoornissen (hyperlactatemie of hyperlipasemie) en laat optredende neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag).
Advies: Het geven van borstvoeding door vrouwen met een HIV-infectie wordt ontraden om het overdragen van HIV te voorkomen.
Contra-indicaties
Waarschuwingen
Emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine is niet beoordeeld bij patiënten met eerder virologisch falen na behandeling met een andere anti-retrovirale therapie. Er zijn onvoldoende gegevens om het gebruik bij eerder virologisch falen op NNRTI’s te rechtvaardigen.
Het gebruik wordt niet aanbevolen bij (matig) ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min), omdat door de vaste combinatie de noodzakelijke aanpassing van de dosering van emtricitabine en tenofovirdisoproxil niet mogelijk is. De nierfunctie controleren vóór de behandeling, daarna na 2–4 weken, na 3 maanden en daarna elke 3–6 maanden. De nierfunctie vaker controleren bij aanwezigheid van risicofactoren. De behandeling onderbreken indien de creatinineklaring afneemt naar < 50 ml/min of het serumfosfaatgehalte afneemt naar < 0,32 mmol/l. Eventueel daarna verder behandelen met de afzonderlijke stoffen. De behandeling eveneens onderbreken indien de nierfunctie progressief afneemt zonder andere aanwijsbare oorzaak. Proximale niertubulopathie door tenofovir verdwijnt in het algemeen vanzelf of verbetert na stoppen van de behandeling. Bij aanwezigheid van renale risicofactoren bij aanvang van de behandeling, bij een voortgeschreden HIV-infectie of bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen is herstel van de nierfunctie echter niet altijd volledig. Botafwijkingen kunnen samenhangen met proximale niertubulopathie.
Wees voorzichtig bij een matig–ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9); gebruik van emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen. Bij reeds bestaande leveraandoeningen (waaronder chronische actieve hepatitis) of risicofactoren voor leverziekte (zoals vrouwen met obesitas, alcoholgebruik) is er meer kans op achteruitgang van de leverfunctie tijdens anti-retrovirale combinatietherapie, waaronder met fatale afloop (bij co–infectie met hepatitis B– of C–virus); de leverfunctie conform de standaardprocedures controleren en bij een verslechtering de behandeling onderbreken of staken. Bij staken van de behandeling kan een acute exacerbatie van hepatitis optreden; de patiënt gedurende ten minste enige maanden nauwlettend vervolgen. Staken bij gevorderde leverziekte of cirrose wordt niet aanbevolen omdat dit kan leiden tot leverdecompensatie. De behandeling staken bij het optreden van symptomen van hyperlactatemie en metabole acidose/lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel stijgende aminotransferasespiegels.
Ernstige huidreacties met systemische symptomen zijn gerapporteerd. Laat de patiënt zich direct melden bij de eerste tekenen van huid- en/of slijmvliesreacties en staak bij vermoeden van een ernstige reactie, de behandeling.
Controleer op tekenen van herverdeling van vet in verband met de mogelijke bijwerking lipodystrofie, waarop meer kans is bij hogere leeftijd of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie.
Voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie in verband met meer kans op ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden kunnen leiden (bv. CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties en Pneumocystis jiroveci pneumonie). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals M. Graves) optreden, vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
De effectiviteit en veiligheid bij ouderen (> 65 jaar) en bij kinderen en adolescenten (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Eigenschappen
Combinatie van een nucleoside en nucleotide reverse transcriptaseremmers (NRTI en NtRTI; emtricitabine en tenofovirdisoproxil) en een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI; rilpivirine). Tenofovirdisoproxil is een prodrug van tenofovir. Emtricitabine en tenofovir werken specifiek tegen zowel het HIV–1, HIV–2 als het hepatitis B–virus. Rilpivirine is een niet-competitieve remmer van het HIV-1-reverse-transcriptase.
Meer informatie:
Geneesmiddelgroep
emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine hoort bij de groep antiretrovirale middelen, combinatiepreparaten.
- abacavir/lamivudine (J05AF06)
- abacavir/lamivudine/zidovudine (J05AF06)
- darunavir/cobicistat (J05AF06)
- dolutegravir/abacavir/lamivudine (J05AF06)
- emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AF06)
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat (J05AF06)
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/rilpivirine (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/efavirenz (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine (J05AF06)
- lamivudine/zidovudine (J05AF06)
- lopinavir/ritonavir (J05AF06)
- darunavir/cobicistat/emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AF06)