emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat
Samenstelling
Stribild Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: emtricitabine 200 mg, tenofovir(disoproxil) 245 mg, elvitegravir 150 mg en cobicistat 150 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Therapie-naïeve volwassenen: De keuze van de verschillende preparaten is afhankelijk van diverse aspecten (zie de richtlijn HIV). Bij de behandeling van een HIV-infectie bij therapie-naïeve patiënten wordt de voorkeur gegeven aan een tripeltherapie bestaande uit twee nucleoside reverse transcriptaseremmers (NRTI) en een derde middel uit één van de volgende groepen: een integraseremmer (INSTI), non-nucleoside reverse transcriptaseremmer (NNRTI) of een gebooste proteaseremmer. Het combinatiepreparaat Stribild® (emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat) is geregistreerd voor therapie-naïeve volwassenen met HIV-1-infectie, of patiënten zonder bekende mutaties geassocieerd met resistentie tegen elvitegravir, emtricitabine of tenofovir. Elvitegravir is een integraseremmer.
In therapienaïeve patiënten is Stribild® niet minder effectief dan Atripla® (emtricitabine/tenofovirdisoproxil/efavirenz) of de combinatie van emtricitabine/tenofovirdisoproxil met atazanavir en ritonavir. Stribild® mag niet worden gestart bij patiënten met een verminderde nierfunctie (creatinineklaring lager dan 70 ml/min).
Bij therapie-ervaren patiënten die stabiel virologisch onderdrukt zijn (ten minste 6 maanden een plasma HIV RNA < 50 kopieën/ml) is Stribild® niet inferieur aan de gebruikelijke combinatiebehandelingen waar raltegravir, een met ritonavir gebooste protease remmer of een NNRTI onderdeel van is. Stribild® is niet onderzocht bij patiënten die hun anti-retrovirale therapie moeten wijzigen door virologisch falen.
Aan de vergoeding van emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
HIV-1-infectie bij volwassenen (≥ 18 jaar) die nog niet eerder zijn behandeld met anti-retrovirale geneesmiddelen of die zijn geïnfecteerd met HIV-1 zonder bekende mutaties geassocieerd met resistentie tegen één van de drie anti-retrovirale middelen in deze tablet.
Dosering
HIV-1-infectie
Volwassenen:
1 tablet 1×/dag.
Bij overgeven binnen 1 uur na het innemen van de tablet, een nieuwe tablet innemen.
Bij vergeten van een dosis deze alsnog innemen als dit binnen 18 uur na het gebruikelijke tijdstip van innemen bemerkt wordt en doorgaan met het gebruikelijke doseringsschema. Is meer dan 18 uur verstreken, de overgeslagen dosis niet meer innemen en doorgaan met het gebruikelijke doseerschema.
De tablet heel (niet kauwen of fijnmaken) innemen met voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag. Hoofdpijn, duizeligheid, asthenie. Hypofosfatemie. Verhoogd creatinekinase.
Vaak (1–10%): dyspepsie, buikpijn, flatulentie, obstipatie, verhoogde amylasespiegels, verhoogde serumlipasespiegel. Verhoogde transaminasenwaarden, hyperbilirubinemie. Verminderde eetlust, hyperglykemie, hypertriglyceridemie. Neutropenie. Vermoeidheid. Slapeloosheid, ongewone dromen. Allergische reactie, jeuk, urticaria, vesiculobulleus, pustuleuze of maculopapulaire uitslag, toegenomen pigmentatie. Verhoogde bloedcreatininespiegel.
Soms (0,1–1%): anemie. Pancreatitis. Angio-oedeem. Spierzwakte, rabdomyolyse. Depressie, suïcidale gedachten en zelfmoordpoging (bij depressie of een andere psychische stoornis in de anamnese). Hypokaliëmie. Proteïnurie, proximale niertubulopathie (zoals syndroom van Fanconi), nierfalen.
Zelden (0,01–0,1%): lactaatacidose. Hepatische steatose, hepatitis. Myopathie, osteomalacie (met botpijn). Nefritis (incl. interstitiële nefritis), acute tubulaire necrose, nefrogene diabetes insipidus.
Bij gebruik van NRTI’s kan lactaatacidose optreden, gewoonlijk samengaand met hepatische steatose. Lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan geassocieerd zijn met pancreatitis, leverfalen of nierfalen.
Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met een herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en met metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie, het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus).
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren, voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART. Wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke gewrichten en/of het stijf worden van gewrichten.
Interacties
Stribild is bedoeld als een volledige behandeling tegen HIV en mag niet worden gecombineerd met andere anti-retrovirale middelen.
Zie voor de interacties van emtricitabine, tenofovir en elvitegravir/cobicistat en eventuele benodigde dosisaanpassingen de http://hivinsite.ucsf.edu/insite?page=ar-00-02&post=1.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve zuigelingen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole (hyperlactatemie en hyperlipasemie) stoornissen en daarnaast laat intredende neurologische (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag) stoornissen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Het kind dat in utero is blootgesteld aan Stribild en relevante symptomen vertoont, klinisch en door laboratoriumtesten controleren op mitochondriale disfunctie.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie. Hierbij óf een hormonaal anticonceptivum gebruiken dat ten minste 30 microg ethinylestradiol bevat én dat norgestimaat als progestageen bevat óf een betrouwbare niet-hormonale anticonceptiemethode toepassen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (emtricitabine, tenofovir), onbekend (elvitegravir, cobicistat). Bij dieren gaan elvitegravir en cobicistat over in de moedermelk.
Advies: Het geven van borstvoeding door vrouwen met een HIV-infectie wordt ontraden om het overdragen van HIV te voorkomen.
Contra-indicaties
Patiënten waarbij eerder een behandeling met tenofovir is gestaakt vanwege nefrotoxiciteit (met of zonder reversie van de effecten na staken), mogen niet met Stribild worden behandeld.
Waarschuwingen
Vóór het beginnen van de behandeling de creatinineklaring bepalen evenals de glucose en het eiwit in de urine. De behandeling niet beginnen indien de creatinineklaring < 70 ml/min is; bij een creatinineklaring van 70–90 ml/min alleen starten na zorgvuldige overweging.
Tijdens de behandeling gedurende het eerste jaar elke vier weken de creatinineklaring, het serumfosfaatgehalte, de glucose en het eiwit in de urine bepalen, daarna elke drie maanden. Bij risicofactoren voor een nierfunctiestoornis een meer frequente controle overwegen; bij (noodzakelijke) combinatie met andere nefrotoxische geneesmiddelen wekelijks blijven controleren. Cobicistat remt de tubulaire secretie van creatinine en kan matige stijgingen van het serumcreatinine veroorzaken; bij een stijging van > 26,5 micromol/l ten opzichte van de uitgangswaarde nauwlettend controleren op niertoxiciteit. Indien het serumfosfaatgehalte < 0,48 mmol/l is of de creatinineklaring < 70 ml/min, de nierfunctie binnen één week opnieuw beoordelen, inclusief het glucose- en kaliumgehalte in het bloed en het glucosegehalte in de urine; bij een creatinineklaring < 70 ml/min alleen na zorgvuldige overweging doorbehandelen. Staak de therapie bij een creatinineklaring < 50 ml/min (omdat de vereiste dosisaanpassingen niet mogelijk zijn bij deze combinatietablet) of bij een serumfosfaatgehalte < 0,32 mmol/l.
Bij reeds bestaande leveraandoeningen (waaronder chronische actieve hepatitis) of bij risicofactoren voor leverziekte (zoals vrouwen met obesitas, alcoholgebruik) is er meer kans op achteruitgang van de leverfunctie tijdens anti-retrovirale combinatietherapie. Bij co-infectie met hepatitis B of C is er meer kans op ernstige en potentieel fatale leverbijwerkingen; de leverfunctie conform de standaardprocedures controleren en bij een achteruitgang de behandeling onderbreken of staken. Bij staken van de behandeling bij co-infectie met HBV kan een acute exacerbatie van hepatitis optreden; de patiënt gedurende ten minste enige maanden nauwlettend vervolgen. Staken van de behandeling bij gevorderde leverziekte of cirrose wordt afgeraden omdat dit kan leiden tot leverdecompensatie.
Lactaatacidose is gerapporteerd bij gebruik van nucleoside-analoga en wordt meestal geassocieerd met ernstige hepatomegalie en hepatische steatosis. Wees daarom voorzichtig bij (in het bijzonder obese vrouwen) met hepatomegalie of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en leversteatose. Co-infectie met HCV (behandeld met interferon α en ribavirine) is tevens een risicofactor. Vroege symptomen van hyperlactatemie omvatten misselijkheid, braken, buikpijn, malaise, verlies van eetlust, gewichtsverlies en respiratoire (snelle en/of zware ademhaling) of neurologische symptomen (incl. verzwakte motoriek). Lactaatacidose treedt gewoonlijk op na behandeling van een paar maanden. Ernstige (soms fataal verlopende) gevallen zijn in verband gebracht met pancreatitis, leverfalen/leversteatose en nierfalen. De behandeling staken bij optreden van symptomatische hyperlactatemie, metabole- of lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel toenemende aminotransferasespiegels.
Wees voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie in verband met meer kans op ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden kunnen leiden (bv. CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci pneumonie). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals M. Graves) optreden, vaak pas na vele maanden na het starten van de behandeling.
Botafwijkingen dragen zelden bij aan het ontstaan van fracturen en kunnen worden geassocieerd met proximale niertubulopathie.
Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij ouderen (> 65 jaar), een significante onderliggende leveraandoening en/of bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15). Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van Stribild bij kinderen (< 18 jaar).
Overdosering
Therapie
Emtricitabine en tenofovir kunnen worden verwijderd middels hemodialyse, het is niet bekend of peritoneale dialyse ze effectief verwijderd. Elvitegravir en cobicistat zijn in hoge mate aan plasmaproteïnen gebonden; het is onwaarschijnlijk dat zij in significante mate worden verwijderd door hemodialyse of peritoneale dialyse.
Voor meer informatie over een vergiftiging met Stribild contact opnemen met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Combinatie van een nucleoside - en een nucleotide reverse transcriptaseremmer (NRTI en NtRTI; emtricitabine en tenofovir, respectievelijk), een ’integrase strand transfer inhibitor’ (INSTI; elvitegravir) en een CYP3A4-remmer (cobicistat). Cobicistat verhoogt de systemische blootstelling aan elvitegravir. Emtricitabine en tenofovirdisoproxil zijn prodrugs. Emtricitabine wordt intracellulair gefosforyleerd tot de actieve trifosfaatverbinding. Tenofovirdisoproxil wordt na resorptie door plasma-esterasen snel omgezet tot tenofovir dat verder intracellulair (bv. lymfocyten) wordt gefosforyleerd tot de werkzame stof tenofovirdifosfaat.
Kinetische gegevens
Resorptie | hoger bij inname met een lichte of vetrijke maaltijd (tenofovirdisoproxil, elvitegravir). |
T max | ca. 3 uur (emtricitabine), 1–2 uur (tenofovir), 4 uur (elvitegravir), 3 uur (cobicistat). |
V d | ca. 0,02 l/kg (emtricitabine), 0,01 l/kg (tenofovir). |
Overig | Emtricitabine en tenofovir worden uitgebreid verdeeld over het gehele lichaam. |
Eiwitbinding | 98–99% (elvitegravir), 97–98% (cobicistat). |
Metabolisering | in de lever door o.a. CYP3A (elvitegravir, cobicistat) en CYP2D6 (cobicistat). Tot tenofovir door plasma-esterasen (tenofovirdisoproxil); tenofovir wordt intracellulair verder gefosforyleerd tot het werkzame tenofovirdisfosfaat. |
Eliminatie | vnl. met de nieren, grotendeels onveranderd (emtricitabine); vnl. met de nieren door glomerulaire filtratie en actief tubulair transport OAT1, grotendeels onveranderd (tenofovir); vnl. met de feces, onveranderd en als metabolieten (elvitegravir); vnl. met de feces, onveranderd en als metabolieten (cobicistat). Hemodialyse verwijdert ca. 30% van de dosis emtricitabine gedurende een dialyse van 3 uur. Tenofovir wordt efficiënt verwijderd door middel van hemodialyse (extractiecoëfficiënt ca. 54%) |
T 1/2el | ca. 10 uur (emtricitabine); 12–18 uur (tenofovir); 13 uur (elvitegravir); 3,5 uur (cobicistat). |
Geneesmiddelgroep
emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat hoort bij de groep antiretrovirale middelen, combinatiepreparaten.
- abacavir/lamivudine (J05AF06)
- abacavir/lamivudine/zidovudine (J05AF06)
- darunavir/cobicistat (J05AF06)
- dolutegravir/abacavir/lamivudine (J05AF06)
- emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AF06)
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat (J05AF06)
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/rilpivirine (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/efavirenz (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat (J05AF06)
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine (J05AF06)
- lamivudine/zidovudine (J05AF06)
- lopinavir/ritonavir (J05AF06)
- darunavir/cobicistat/emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AF06)