Haloperidol

Publish

Samenstelling

Haldol Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Druppelvloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
30 ml

Conserveermiddel in druppelvloeistof: methylparahydroxybenzoaat.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
10 mg

Haldol (decanoaat) Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’Depot’
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml, 3 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof ’Depot’
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml

De depotinjectie bevat sesamolie en benzylalcohol.

Haloperidol Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
1 mg, 5 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

haloperidol vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Psychosen: Bij de behandeling van acute psychosen heeft haloperidol in een lage dosering (4–10 mg/dag) op basis van effectiviteit en ervaring de voorkeur. Bij chronische beelden wordt op individuele gronden gekozen voor een klassiek antipsychoticum zoals haloperidol of een atypisch antipsychoticum. Bij [acute psychose/agressie bij Alzheimer-dementie ] wanneer niet-medicamenteuze adviezen geen effect hebben, kan kortdurend haloperidol in een zo laag mogelijke dosering worden gegeven.

De Commissie adviseert de Depot-ampullen te reserveren voor patiënten met chronische vormen van psychiatrische aandoeningen; met name voor die patiënten, van wie men niet zeker is dat zij de orale toedieningsvorm zullen innemen.

Manie: Bij de behandeling van een manische episode zijn lithium, valproïnezuur of atypische of klassieke antipsychotica, zoals haloperidol middelen van eerste keus. Antipsychotica hebben met name bij ernstige manie de voorkeur.

[Ter coupering van een acuut delirium is haloperidol het middel van eerste keus.]

Misselijkheid en braken: Voor de symptomatische behandeling van misselijkheid en braken komen domperidon en metoclopramide in aanmerking. Om de bijwerkingen te minimaliseren gelden voor zowel domperidon als metoclopramide strikte doseringsadviezen. Haloperidol is een alternatief voor de dopamine-antagonist indien er naast misselijkheid en braken een indicatie voor is, bv. hallucinaties of delier. Bij postoperatief braken en braken door neurologische aandoeningen acht de Commissie haloperidol een goede keus

Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.

Indicaties

  • Psychosen. Het depotpreparaat is geïndiceerd voor onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen;
  • Ernstige vormen van opwinding en onrust;
  • Manie;
  • Tics en choreatische bewegingen;
  • [Delirium.];
  • Misselijkheid en braken, uitgezonderd braken bij reisziekte, indien andere middelen falen of gecontra-indiceerd zijn;
  • Niet-geregistreerde indicatie: [Acute psychose en/of ernstige agressie bij Alzheimer-dementie bij onvoldoende effect van niet-medicamenteuze interventies].

Dosering

1 druppel Haldol bevat 0,1 mg haloperidol.

Bij overschakeling van de depotinjectie 50 mg/ml naar 100 mg/ml kan een lichte daling van de steady-state-plasmaspiegel optreden; bij een verminderd klinisch effect zonodig de dosis verhogen.

Klap alles open Klap alles dicht

Psychosen en manie:

Volwassenen:

Oraal: in de acute fase: 2–20 mg/dag in 1 of meerdere doses, meestal kan men bij succesvolle behandeling de dosis al na enkele dagen verlagen; in de chronische fase: 1–3 mg 3×/dag, tot max. 20 mg/dag, in meerdere doses;

I.m. (gewone injectievloeistof): in de acute fase: 5 mg/keer, eventueel elk uur herhalen totdat de symptomen onder controle zijn, max. 20 mg/dag.

Ouderen:

Oraal: startdosering: 0,5–1 mg (= 5–10 druppels)/dag. Bij een leverfunctiestoornis, extra voorzichtig doseren.

Kinderen 12-18 jaar (alleen indicatie psychosen):

Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: startdosering: oraal: 0,01–0,025 mg/kg/dag in 2–3 doses; op geleide van het effect en de bijwerkingen om de 5–7 dagen dosering met 0,25–0,5 mg ophogen tot veelal 1–5 mg/dag (= 10–50 druppels) in 2–3 doses.

Kinderen 6-12 jaar (alleen indicatie psychosen):

Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: startdosering: 0,01–0,025 mg/kg/dag in 2–3 doses; op geleide van het effect en de bijwerkingen om de 5–7 dagen dosering met 0,25–0,5 mg ophogen tot veelal 0,05–0,075 mg/kg/dag in 2–3 doses, max: 0,15 mg/kg/dag.

Onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen:

Volwassenen:

Na stabilisatie (> 4 w.) op zo laag mogelijke orale onderhoudsdosering: i.m. depotpreparaat: startdosering: 10–15× orale dagdosering (in mg) iedere 4 weken diep i.m. toedienen, gebruikelijk is 25–75 mg, max. 100 mg. Vervolgens op geleide van de respons verhogen met 50 mg iedere 4 weken tot optimaal effect verkregen is. Gemiddeld voldoet bij lichte en matige psychosen 50–150 mg iedere 4 weken; bij zware psychosen tot 300 mg elke 4 weken. Indien meer dan 300 mg nodig is, kan behalve dosisverhoging ook intervalverkorting worden overwogen.

Bij ouderen en zwakkere patiënten:

Startdosering: 12,5–25 mg iedere 4 weken; de dosis alleen verhogen op basis van de reactie van de patiënt. Bij een leverfunctiestoornis extra voorzichtig doseren.

Tics, ernstige opwinding en onrust, choreatische bewegingen:

Volwassenen:

Acute fase: i.m. (gewone injectievloeistof): 5 mg, eventueel elk uur herhalen tot de symptomen onder controle, max. 20 mg/dag. In de chronische fase: oraal: 0,5–1 mg 3×/dag, indien nodig verhogen tot 2–3 mg 3×/dag. Bij een leverfunctiestoornis voorzichtig doseren.

Kinderen 12-18 jaar:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: startdosering: oraal: 0,01–0,025 mg/kg/dag in 2–3 doses; op geleide van het effect en de bijwerkingen om de 5–7 dagen dosering met 0,25–0,5 mg ophogen tot veelal 1–5 mg/dag (= 10–50 druppels) in 2–3 doses.

Kinderen 6-12 jaar:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: startdosering: oraal: 0,01–0,025 mg/kg/dag in 2–3 doses; op geleide van het effect en de bijwerkingen om de 5–7 dagen dosering met 0,25–0,5 mg ophogen tot 0,05–0,075 mg/kg/dag in 2–3 doses.

Misselijkheid en braken:

Oraal: tot 1,5 mg/dag. Bij braken: i.m. of langzaam i.v. (gewone injectievloeistof): 2,5 mg/keer. Bij een leverfunctiestoornis voorzichtig doseren.

[Delier]:

Volwassenen:

Volgens NHG-standaard (2014): oraal: Zo laag mogelijk doseren gedurende max. 1 week. Bij ouderen: 0,5–1,5 mg (= 5–15 druppels) 2 ×/dag, gedurende max. 1 week. In crisissituaties kortdurend tot max. 10 mg/etmaal. Bouw, in verband met meer kans op parkinsonisme, tardieve dyskinesie en CVA, uiterlijk binnen 1 week af, na 2× achtereen een goede nachtrust, halveer iedere 2 dagen de dosis, stop 2 dagen nadat de dosis van 1 mg/dag is bereikt. Volgens NVKG (2013): aanvankelijk 0,5–2 mg, elke 1–2 uur tot effect optreedt, indien nodig de dosering na 1–2 uur verdubbelen, max. 10 mg/dag. Na herstel afbouw over 1 tot 5 dagen, afhankelijk van ernst van voorafgaand delier en de hoogte van de haloperidoldosis. Bij delier in de palliatieve fase volgens NHG: zo nodig dosering haloperidol ophogen tot maximaal 20 mg/etmaal, zonder beperking gebruiksduur.

Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens voor delier bij kritisch zieke kinderen:

Kinderen ≥ 15 kg lichaamsgewicht:

I.v. infusie: startdosering: 0,25 mg/dosis éénmalig met een minimale inlooptijd van 30 minuten. Onderhoudsdosering: 0,05 mg/kg/dag in 1-3 doses. De startdosering kan tweemaal met een tussenpoos van een uur herhaald worden, daarna opnieuw effect en bijwerkingen beoordelen. Bij omzetting van i.v. naar oraal de i.v.-dosering verdubbelen vanwege een groot first-pass-effect.

Kinderen 10-15 kg:

I.v. infusie: startdosering: 0,15 mg/dosis éénmalig met een minimale inlooptijd van 30 minuten. Onderhoudsdosering: 0,025 mg/kg/dag in 1-3 doses. De startdosering kan tweemaal met een tussenpoos van een uur herhaald worden, daarna opnieuw effect en bijwerkingen beoordelen. Bij omzetting van i.v. naar oraal de i.v.-dosering verdubbelen vanwege een groot first-pass-effect.

Kinderen 3,5-10 kg:

I.v. infusie: startdosering: 0,05 mg/dosis éénmalig met een minimale inlooptijd van 30 minuten. Onderhoudsdosering: 0,01 mg/kg/dag in 1-3 doses. De startdosering kan tweemaal met een tussenpoos van een uur herhaald worden, daarna opnieuw effect en bijwerkingen beoordelen.]

[Acute psychose en/of ernstige agressie bij Alzheimer-dementie]:

Volwassenen:

Volgens de NHG-standaard Dementie: oraal: 0,5 mg 1×/dag; zo nodig verhogen tot max. 2 mg/dag in 1 tot 3 giften. Medicatie zo spoedig mogelijk afbouwen.

Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Bijwerkingen

Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Zeer vaak (> 10%): agitatie, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, hyperkinesie, hoofdpijn.

Vaak (1-10%): anorexie, dyspepsie, depressie, psychotische stoornis, tardievedyskinesie,dystonie,dyskinesie,acathisie,bradykinesie,hypokinesie,hypertonie,somnolentie,maskergelaat,tremor, duizeligheid, visusstoornissen, oculogyrische crisis, (orthostatische)hypotensie, obstipatie, droge mond, hypersalivatie, misselijkheid, braken, abnormale leverfunctietest, huiduitslag, urineretentie, erectiestoornis, gewichtsverandering, reactie op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): leukopenie, overgevoeligheid, verwardheid, libidoverlies, rusteloosheid, convulsie, parkinsonisme, akinesie, tandradrigiditeit, gestoorde gang, sedatie, onwillekeurige spiercontracties, tachycardie, dyspneu, hepatitis, geelzucht, fotosensibilisatie, urticaria, jeuk, hyperhidrose, torticollis,spierrigiditeit, spierspasmen, amenorroe, dysmenorroe, galactorroe, vervelend gevoel aan de borst, borstpijn, hyperthermie, oedeem.

Zelden (0,01-0,1%): hyperprolactinemie, neuroleptisch maligne syndroom, nystagmus, bronchospasme, trismus, spiertrekkingen, menorragie, menstruatiestoornis, seksuele disfunctie, verlengd QT–interval.

Verder zijn gemeld: agranulocytose, neutropenie, pancytopenie,trombocytopenie, anafylactische reactie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretischhormoon (SIADH), hypoglykemie, ventrikelfibrilleren,’torsade de pointes’, ventrikeltachycardie, extrasystolen, larynxoedeem, laryngospasme, acuut leverfalen,cholestasis, leukocytoclastische vasculitis,exfoliatieve dermatitis, Stevens–Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, gynaecomastie, priapisme, plotselinge dood, aangezichtsoedeem, hypothermie, abces op de injectieplaats. Bij gebruik van antipsychotica zijn gevallen van veneuze trombo-embolie gemeld, waaronder longembolie en diepveneuze trombose. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan.

Interacties

Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met alcohol- of middelengeïnduceerde depressie van het centrale zenuwstelsel. Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen (zoals NYHA-klasse Ia- en III-anti-aritmica, arseentrioxide, chloroquine, chloorpromazine, claritromycine, domperidon, droperidol, erytromycine, methadon, pentamidine, pimozide en sotalol). Wees voorzichtig met het gelijktijdig gebruik van substraten of sterke remmers van CYP3A4 (bv. azoolantimycotica, antivirale proteaseremmers, macrolide antibiotica (claritromycine), buspiron en SSRI’s ((es)citalopram, fluvoxamine, sertraline, venlafaxine)), het gelijktijdig gebruik van sterke CYP2D6-remmers (paroxetine, fluoxetine, kinidine) en middelen die de elektrolytenbalans kunnen verstoren (diuretica). Met name bij gelijktijdige remming van de beide metaboliseringsroutes van haloperidol is er risico van QT-verlenging. Haloperidol remt zelf ook CYP2D6 en verhoogt daarmee de spiegels van middelen die in belangrijke mate door CYP2D6 worden gemetaboliseerd zoals TCA’s. Haloperidol versterkt de sederende werking van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol. De werking van bromocriptine en levodopa kan worden verminderd. Door gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica is er meer kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie; ook thyroxine is er oorzaak van dat haloperidol eerder neurotoxisch is. Carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine e.a. kunnen door inductie van leverenzymactiviteit de plasmaspiegel van haloperidol verlagen, waardoor dosisaanpassing nodig kan zijn.

Zwangerschap

Teratogenese: In grote populatiestudies bij de mens zijn geen schadelijke effecten waargenomen. Bij dieren is reproductietoxiciteit aangetoond.
Farmacologisch effect: Neonatale onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen) en reversibele extrapiramidale symptomen zijn waargenomen na blootstelling in het laatste trimester van de zwangerschap.
Advies: Kan in lage dosering (1–1,5 mg/dag), voor zover bekend zonder gevaar voor de vrucht, overeenkomstig het voorschrift worden gebruikt. Over het gebruik van hogere doseringen (> 3 mg/dag) bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid te kunnen beoordelen.
Overig: In dierproeven kan het de fertiliteit verminderen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (in geringe mate).
Farmacologisch effect: Tot 10 mg/dag zijn er geen nadelige effecten op de zuigeling gezien.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Overig: Indien borstvoeding wordt gegeven tijdens de behandeling de zuigeling observeren op sedatie, irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor voeding, slecht drinken, aankomen in gewicht en extrapiramidale symptomen. De melkproductie bij de moeder kan toenemen door verhoging van de prolactinespiegel.

Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor butyrofenonderivaten. Coma. Laesie van de basale ganglia. Klinisch significante hartaandoeningen (bv. recent acuut myocardinfarct, niet-gecompenseerd hartfalen, aritmieën behandeld met geneesmiddelen uit de NYHA-klasse Ia- en III-anti-aritmica). Verlenging van het QT-interval. Voorgeschiedenis van ventriculaire aritmie of ’torsade de pointes’. Niet-gecorrigeerde hypokaliëmie.

Waarschuwingen

Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme. Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden. Wees terughoudend bij de ziekte van Parkinson, spastische verlammingen, depressie van het centraal zenuwstelsel, ernstige organisch cerebrale stoornissen, risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en bij epilepsie. Wees voorzichtig bij predispositie voor QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie), een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging of bij cardiale aandoeningen, met name bij hoge dosering en parenteraal gebruik (met name i.v.-gebruik). Voordat met de behandeling wordt begonnen en indien nodig periodiek tijdens de behandeling een ECG maken en elektrolyten controleren. Bij een verlengd QT-interval de dosering verlagen en als QTc > 500 ms de behandeling staken. De kans op het overlijden van ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica is iets toegenomen; haloperidol is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie. Bij staken de medicatie geleidelijk afbouwen. Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging. Vanaf 3–6 maanden na de start van de therapie periodiek controleren op tardieve dyskinesie; bij optreden behandeling zo snel mogelijk stoppen. Bij hyperthyroïdie dient antipsychotische behandeling altijd vergezeld te gaan van een adequate behandeling met thyreostatica. Roken heeft een inducerend effect op de leverenzymactiviteit; bij stoppen kan de haloperidolspiegel toenemen.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling www.vergiftigingen.info en www.toxicologie.org.

Eigenschappen

Butyrofenonderivaat met antipsychotische en geringe sederende werking. Blokkeert zowel dopaminerge (D2) als α1-adrenerge receptoren en vermoedelijk ook de dopaminereceptoren in de chemoreceptor trigger-zone. Heeft een sterke centraal antidopaminerge en een zwakke centraal anticholinerge werking. Bij opvallend weinig werkzaamheid kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Kinetische gegevens

Foraal 60–70% door first-pass-effect.
T maxoraal 2–6 uur, i.m. 20 min, i.m. depotpreparaat 3–9 dagen.
V d7,9 l/kg.
OverigTherapeutische plasmaspiegel: 3–15 microg/l.
OverigPasseert gemakkelijk de bloed-hersenbarrière.
Eiwitbinding92%.
Metaboliseringin de lever door glucuronidering, reductie en re-oxidatie en N-dealkylering. Oxidatie wordt gekatalyseerd door CYP3A4 en CYP2D6. Bij poor metabolizers (CYP2D6-polymorfisme) kan accumulatie optreden. De reductiemetaboliet heeft een matig antidopaminerge activiteit.
Eliminatievia feces (60%) en de urine (40%). Ca. 1% onveranderd.
T 1/212–38 uur (oraal), 3 weken (depotpreparaat).