daratumumab
Samenstelling
Darzalex Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 5 ml, 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor gerecidiveerd en refractair multipel myeloom staat op Hovon de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
- Gerecidiveerd en refractair multipel myeloom als monotherapie bij volwassenen, bij wie de voorgaande behandeling bestond uit een proteasoomremmer en een immunomodulerend middel en die bij de laatste behandeling ziekteprogressie hebben vertoond.
- Multipel myeloom in combinatie met lenalidomide en dexamethason, óf bortezomib en dexamethason bij volwassenen die minstens één eerdere behandeling hebben gehad.
Dosering
Vanwege de kans op infusiegerelateerde bijwerkingen premedicatie geven. Geef ca. 1–3 uur vóór elke infusie: bij monotherapie: i.v. methylprednisolon 100 mg (of de equivalente dosis van een middellang- of langwerkend corticosteroïd) + oraal een antipyreticum (paracetamol 650–1000 mg) + oraal of i.v. antihistaminicum. Na de tweede infusie kan de dosis van het i.v. corticosteroïd eventueel worden verlaagd (oraal of i.v. methylprednisolon 60 mg of equivalent); combinatietherapie: i.v. dexamethason 20 mg + oraal antipyreticum (paracetamol 650–1000 mg) + oraal of i.v. antihistaminicum. Na de tweede infusie kan de dosis dexamethason eventueel ook oraal worden gegeven.
Geef ter preventie van uitgestelde infusiegerelateerde bijwerkingen bij monotherapie op elk van de 2 dagen ná elke infusie (te beginnen op de eerste dag na de infusie) een oraal corticosteroÏd (bv. methylprednisolon 20 mg); bij combinatietherapie overwegen om op de dag na de infusie een lage dosis oraal methylprednisolon (≤ 20 mg) of een equivalent te geven. Dit is wellicht niet nodig als voor de achtergrondbehandeling al een corticosteroïd (bv. dexamethason) gegeven wordt.
Overweeg bij een voorgeschiedenis van COPD na de infusie het gebruik van kort- en langwerkende bronchodilatantia en inhalatiecorticosteroïden (dit geldt vooral na de eerste 4 infusies).
Overweeg tevens een antivirale profylaxe ter preventie van reactivatie van het Herpes zoster-virus.
Gerecidiveerd en refractair multipel myeloom:
Volwassenen:
Monotherapie of in combinatie met lenalidomide en dexamethason: 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie. Week 1 t/m 8: deze dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 24: tweewekelijks toedienen (= 8 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen.
In combinatie met bortezomib en dexamethason: 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie. Week 1 t/m 9: deze dosis wekelijks toedienen (= 9 doses); week 10 t/m 24: driewekelijks toedienen (= 5 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen.
Bij verminderde lever- of nierfunctie: de dosering hoeft niet te worden aangepast.
Bij overslaan van een geplande dosis: deze dosis zo snel mogelijk inhalen en het behandelschema in overeenstemming daarmee aanpassen, met behoud van het behandelinterval.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) infusiegerelateerde bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
De benodigde hoeveelheid concentraat eerst verdunnen met steriele fysiologische zoutoplossing (0,9 % NaCl). De infusiesnelheid en/of het verdunningsvolume zijn verschillend voor de eerste, tweede en daaropvolgende infusies en zijn verder afhankelijk van het wel of niet optreden van infusiegerelateerde reacties; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Bijwerkingen
Als monotherapie of combinatietherapie: zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Pneumonie, bovenste luchtweginfectie (bij ca. 52%), dyspneu, hoesten. Hoofdpijn. perifere sensorische neuropathie. Misselijkheid, braken, diarree (bij ca. 34%). Vermoeidheid (bij ca. 34%), koorts, perifeer oedeem. Spierspasmen. Neutropenie (bij ca. 44%; CTCAE-graad 3–4 ca. 37%), lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 37%; graad 3–4 ca. 23%), anemie (bij ca. 31%; graad 3–4 ca. 16%).
Vaak (1–10%): atriumfibrilleren. Griep.
In combinatie met bortezomib zijn perifeer oedeem en perifere sensorische neuropathie vaker gemeld.
Er is een theoretische kans op hemolyse, omdat CD38 ook voorkomt op het oppervlak van rode bloedcellen, zij het in geringere mate.
Interacties
Van daratumumab zijn geen geneesmiddelinteracties bekend. Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese::zowel bij de mens als bij dieren onbekend. Monoklonale antilichamen hebben een relatief lange eliminatiehalfwaardetijd en kunnen nog enkele maanden aanwezig zijn in het bloed van het kind. Nadelige effecten zijn niet uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Eventueel via de moedermelk ingenomen antilichamen worden waarschijnlijk in het maag-darmkanaal van de pasgeborene geïnactiveerd; antilichamen worden oraal niet geabsorbeerd.
Advies: Ondanks het voorgaande adviseert de fabrikant géén borstvoeding te geven.
Contra-indicaties
Waarschuwingen
Infusiegerelateerde reacties deze reacties komen bij de eerste infusie bij ca. 46% van de patiënten voor en bij de volgende infusie bij 2–3%. De mediane tijd tot optreden is ca. 90 min, maar ook uitgestelde reacties komen voor (tot 2 dagen na het infuus). De meest voorkómende symptomen zijn misselijkheid, braken, koude rillingen, hoesten, keelirritatie en neusverstopping en minder vaak piepende ademhaling, koorts, jeuk, ongemak op de borst en hypotensie. Er hebben zich echter ook ernstige reacties voorgedaan zoals bronchospasme, dyspneu, hypoxie, hypertensie, larynxoedeem en longoedeem. Monitor de patiënt daarom tijdens de gehele infusie en in de periode na de infusie. Zie voor preventieve medicatie voor deze reacties de rubriek Dosering. Bij optreden van lichte tot matige reacties de infusie onderbreken en bij herstarten van de infusie de infusiesnelheid verlagen. Bij levensbedreigende infusiereacties de behandeling definitief staken.
Controleer tijdens de behandeling regelmatig het volledige bloedbeeld. Volg bij combinatietherapie hierbij de voorschriften van de betreffende fabrikant. Het wordt afgeraden de dosis van daratumumab te verlagen; overweeg een ondersteunende behandeling, bv. met bloedtransfusies of groeifactoren. Controleer bij neutropenie op tekenen van infectie; het kan nodig zijn de behandeling op te schorten tot herstel van het bloedbeeld.
Invloed op klinische testen: daratumumab is een humaan IgGκ-antilichaam en kan interfereren met de klinische monitoring van endogeen M-proteïne (middels serumproteïne-elektroforese (SPE) of immunofixatie (IFE)) en kan daardoor bij patiënten met IgGκ-myeloomproteïne invloed hebben op de bepaling van de complete respons en van de ziekteprogressie. Verder komt CD38 in geringe mate tot expressie op rode bloedcellen; daratumumab kan daardoor aanleiding geven tot een positieve indirecte Coombs-test, tot ca. 6 maanden na de laatste infusie.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) en bij verminderde nier- en/of leverfunctie.
Overdosering
Therapie
er is geen specifiek antidotum.
Neem voor informatie over een vergiftiging met daratumumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G1 (IgG1κ) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Daratumumab bindt zich aan het CD38-eiwit, dat in hoge mate tot expressie komt op het oppervlak van multipel myeloom-tumorcellen. Daarnaast komt het CD38-eiwit in variërende mate voor op het oppervlak van andere celtypen (bv. rode bloedcellen) en weefsels. In in vitro-studies met daratumumab is immunologisch gemedieerde tumorceldoding gezien, waarschijnlijk door complementafhankelijke cytotoxiciteit, antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire fagocytose. In vivo liet het gebruik van daratumumab groeiremming zien van tumorcellen die CD38 tot expressie brengen.
Kinetische gegevens
V d | aanvankelijk het plasmacompartiment, ca. 0,04 l/kg. |
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 9 dagen (begin van de behandeling); oplopend tot ca. 18 dagen (monotherapie) en 23 dagen (combinatietherapie) bij volledige verzadiging van de doelgemedieerde klaring bij herhaalde toediening. |
Geneesmiddelgroep
daratumumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- bevacizumab (J05AF06)
- blinatumomab (J05AF06)
- brentuximab vedotine (J05AF06)
- cetuximab (J05AF06)
- daratumumab (J05AF06)
- elotuzumab (J05AF06)
- ipilimumab (J05AF06)
- necitumumab (J05AF06)
- nivolumab (J05AF06)
- obinutuzumab (J05AF06)
- ofatumumab (J05AF06)
- olaratumab (J05AF06)
- palbociclib (J05AF06)
- panitumumab (J05AF06)
- pembrolizumab (J05AF06)
- pertuzumab (J05AF06)
- ramucirumab (J05AF06)
- rituximab (J05AF06)
- trastuzumab (J05AF06)
- trastuzumab/emtansine (J05AF06)
- avelumab (J05AF06)
- midostaurine (J05AF06)
- atezolizumab (J05AF06)