Nivolumab

Publish

Samenstelling

Opdivo Bristol-Myers Squibb bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 4 ml, 10 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

nivolumab vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Nivolumab als monotherapie bij melanoom staat in het advies van de commissie BOM (2015) en in combinatie met ipilimumab in commissie BOM (2016). De geldende behandelrichtlijn melanoom staat op oncoline.

Immunotherapie (waaronder nivolumab) bij niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) staat in het advies van de NVALT (2017). De geldende behandelrichtlijn NSCLC staat op oncoline.

Voor nivolumab bij gevorderd niercelcarcinoom staat het advies op Commissie BOM (2016). De geldende behandelrichtlijn voor niercelcarcinoom staat op oncoline.

Voor klassiek Hodgkin-lymfoom staat op HOVON de geldende behandelrichtlijn.

Voor nivolumab bij plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied (SCCHN) staat het advies op Commissie BOM (2017). De hiervoor geldende behandelrichtlijn staat op oncoline.

Voor urotheelcarcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.

Indicaties

  • Gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij volwassenen, als monotherapie óf in combinatie met ipilimumab;
  • Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie;
  • Gevorderd niercelcarcinoom bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling;
  • Recidiverend of refractair klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL) als monotherapie ná autologe stamceltransplantatie (ASCT) en behandeling met brentuximab vedotine;
  • Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied (SCCHN) bij volwassenen, als monotherapie die progressie vertonen tijdens of na behandeling met platinabevattende therapie.
  • Lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom bij volwassenen, als monotherapie na falen van platina-bevattende therapie.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Gevorderd melanoom:

Volwassenen:

Monotherapie: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht om de 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of totdat de behandeling niet meer wordt verdragen. Dosisescalatie of -verlaging wordt niet aanbevolen. Uitstel of staken van het toedienen kan nodig zijn afhankelijk van het kunnen verdragen door de patiënt. Er zijn atypische responsen (bv. initiële transiënte toename in tumorgrootte of kleine, nieuwe laesies in de eerste paar maanden, gevolgd door krimp van de tumor) waargenomen; het wordt aanbevolen bij klinisch stabiele patiënten de behandeling voort te blijven zetten tot progressie van de ziekte daadwerkelijk is bevestigd. Zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen (pneumonitis, colitis, hepatitis, nefritis of nierfunctiestoornis, endocrinopathie, (ernstige) huiduitslag en bij andere immuungerelateerde bijwerkingen zoals myocarditis) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4).

In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht om de 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 3 mg/kg. Hierna de behandeling vervolgen met monotherapie met nivolumab, zoals hierboven beschreven. Indien er aanleiding is één van beide middelen te staken; ook het andere middel staken.

NSCLC, niercelcarcinoom, SCCHN, klassiek Hodgkin lymfoom of urotheelcarcinoom:

Volwassenen:

Monotherapie: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht om de 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of totdat de behandeling niet meer wordt verdragen, in welk geval uitstel of staken van het toedienen nodig kan zijn. Dosisescalatie of -verlaging wordt niet aanbevolen. Uitstel of staken van het toedienen kan nodig zijn afhankelijk van het kunnen verdragen door de patiënt. Er zijn atypische responsen (bv. initiële transiënte toename in tumorgrootte of kleine, nieuwe laesies in de eerste paar maanden, gevolgd door krimp van de tumor) waargenomen; het wordt aanbevolen bij klinisch stabiele patiënten de behandeling voort te blijven zetten tot progressie van de ziekte daadwerkelijk is bevestigd. Zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen (pneumonitis, colitis, hepatitis, nefritis of nierfunctiestoornis, endocrinopathie en bij (ernstige) huiduitslag en bij andere immuungerelateerde bijwerkingen zoals myocarditis) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4).

Toedieningsinformatie: Toedienen (onverdund 10 mg/ml of verdund tot een minimumconcentratie van 1 mg/ml) gedurende 60 min als i.v.-infusie, via een steriel niet-pyrogeen inline-filter met lage eiwitbinding (poriegrootte 0,2–1,2 microm). Niet als push- of bolusinjectie toedienen. Bij de combinatietherapie ipilimumab op dezelfde dag ná nivolumab toedienen als i.v.-infusie gedurende 90 min.

Bijwerkingen

Een aantal bijwerkingen bij nivolumab monotherapie en/of combinatietherapie met ipilimumab hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Als monotherapie: zeer vaak (> 10%): diarree, misselijkheid. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Verminderde eetlust. Vermoeidheid (bij ca. 30%). Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypo- of hypercalciëmie. Anemie, leukopenie, neutropenie, lymfopenie, trombocytopenie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1–10%): hypertensie. Bovenste luchtweginfectie, (immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), dyspneu, hoesten. Stomatitis, droge mond, braken, buikpijn, obstipatie. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge huid, erytheem, vitiligo, alopecia. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Spierpijn, gewrichtspijn, botpijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, kaak, wervels en borstkas, artritis. Koorts, oedeem. Gewichtsverlies, verminderde eetlust. Hypo- of hyperthyreoïdie. Hyperglykemie. Hypermagnesiëmie, hypernatriëmie, stijging totaal bilirubine.

Soms (0,1–1%): anafylactische reactie. Tachycardie. Pneumonie (fatale afloop is gemeld), bronchitis, pleurale effusie. Hepatitis. Pancreatitis. Colitis. Tubulo-interstitiële nefritis, nierfalen (fatale afloop is gemeld). Polyneuropathie. Uveïtis, wazig zien, droge ogen. Urticaria, rosacea, psoriasis, erythema multiforme. Polymyalgia rheumatica. Pijn op de borst. Bijnierinsufficiëntie, hypopituïtarisme, hypofysitis, thyreoïditis. Dehydratie, metabole acidose.

Zelden (0,01–0,1%): aritmie (incl. ventriculaire aritmie en atriumfibrilleren), myocarditis. Vasculitis. Longinfiltratie. Gastritis, duodenumulcus. Cholestase. Guillain-Barrésyndroom, demyelinisatie, auto-immuun neuropathie (zoals parese van N. facialis en N. abducens), myastheen syndroom, encefalitis (fataal verloop is gemeld). Myopathie, myositis, rabdomyolyse. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom; fatale afloop is bij beide gemeld. Histiocytaire necrotiserende lymfadenitis (ziekte van Kikuchi). Ontstaan of verergering van diabetes mellitus, diabetische ketoacidose.

Gemeld is: afstoting van transplantaat.

In combinatie met ipilimumab: zeer vaak (> 10%): misselijkheid (bij ca. 25%), braken, colitis, diarree (ca. 42%), buikpijn. Jeuk (ca. 35%), huiduitslag (ca. 51%; bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Hoofdpijn. Artralgie. Vermoeidheid (ca. 43%), koorts. Verminderde eetlust. Hypothyreoïdie. Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, totaal bilirubine, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1–10%): hypertensie. Tachycardie. Bovenste luchtweginfectie, pneumonie (fatale afloop is gemeld), (immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), dyspneu, hoesten. Perifere neuropathie, duizeligheid. Uveïtis, wazig zien. Stomatitis, droge mond, gastritis, obstipatie. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge huid, erytheem, urticaria, vitiligo, alopecia. Spierpijn, botpijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, kaak, wervels en borstkas. Oedeem (waaronder perifeer oedeem), dehydratie. Nierfalen (fatale afloop is gemeld). Hepatitis (fatale afloop is gemeld). Hypopituïtarisme, hypofysitis, thyreoïditis, hyperthyreoïdie, bijnierinsufficiëntie. Eosinofilie. Hyperglykemie. Hypermagnesiëmie, hypercalciëmie, hypernatriëmie. Gewichtsverlies.

Soms (0,1–1%): atriumfibrilleren, ventriculaire aritmie, myocarditis. Bronchitis, pleurale effusie. Duodenitis, darmperforatie, pancreatitis. Tubulo-interstitiële nefritis. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (bv. parese van N. facialis en N. abducens), peroneusparese, Guillain-Barré-syndroom, neuritis, encefalitis (fataal verloop is gemeld). Spondyloartropathie, artritis, myopathie, myositis, rabdomyolyse, syndroom van Sjögren. Pijn op de borst. Sarcoïdose. Psoriasis. Ontstaan van of verergering van diabetes mellitus, diabetische ketoacidose.

Zelden (0,01–0,1%): toxische epidermale necrolyse (TEN; fatale afloop is gemeld), Stevens-Johnsonsyndroom.

Gemeld is: afstoting van transplantaat.

Interacties

Vóór het starten van nivolumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek. het starten van nivolumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.

Zwangerschap

Humaan IgG4 passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (dosisafhankelijke stijging in foetusverlies en verhoogde neonatale mortaliteit). Bij PD-1 ’knock out’-muizen zijn tevens immunologische stoornissen bij de nakomelingen geconstateerd.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Cardiopulmonale bijwerkingen: bij de combinatie met ipilimumab zijn cardiale bijwerkingen (atriumfibrillatie en ventriculaire aritmieën) en longembolieën gezien. Controleer voortdurend nauwgezet op cardiale en pulmonale bijwerkingen. Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen wijzen op verstoringen van de water- en elektrolytenbalans. Staak de combinatiebehandeling bij levensbedreigende of opnieuw optredende, ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen.

Houd bij de indicatie melanoom rekening met het vertraagde effect van nivolumab alvorens de behandeling te starten bij snel progressieve ziekte; een gunstig effect op de totale overleving werd in klinische onderzoeken pas gezien na ca. 3 maanden. Bij de indicatie melanoom is het gebruik bij een baseline ECOG performance score ≥ 2, actieve hersenmetastasen, oogmelanoom, auto-immuunziekte en bij gebruik van systemische immunosuppressiva voorafgaand aan de behandeling, niet onderzocht. Ook gebruik bij patiënten met een graad 4 bijwerking (NCI-CTCAE v4) gerelateerd aan anti-CTLA-4-therapie is niet onderzocht. De ervaring bij onbehandeld melanoom met positieve BRAF-mutatiestatus is beperkt. Vergeleken met nivolumab monotherapie is bij de combinatie met ipilimumab alleen een toename in de progressievrije overleving (PFS) aangetoond bij een lage tumor PD-L1 expressie.

Ook bij de indicatie NSCLC (type niet-plaveiselcelcarcinoom) kan er een vertraagd effect optreden, vooral bij kenmerken voor een slechtere prognose en/of agressieve ziekte. Deze kenmerken, gecombineerd met lage óf geen PD-L1 expressie van de tumor, hangen samen met vroegtijdig overlijden. Bij NSCLC is het gebruik bij een baseline ECOG performance score ≥ 2, actieve hersenmetastasen of een auto-immuunziekte, symptomatische interstitiële longziekte, en het gebruik van systemische immunosuppressiva voorafgaand aan de behandeling, niet onderzocht.

Bij de indicatie niercelcarcinoom is het gebruik bij (een voorgeschiedenis van) hersenmetastasen, een actieve auto-immuunziekte en bij gebruik van systemische immunosuppressiva, niet onderzocht.

Bij de indicatie klassiek Hodgkin-lymfoom: er is mogelijk meer kans op de acute ’graft-versus-host-disease’ (GVHD) en aan mortaliteit die transplantatie gerelateerd is, wanneer een allogene stamceltransplantatie wordt uitgevoerd ná een behandeling met nivolumab. Daarom zorgvuldig afwegen of de transplantatie ná een behandeling met nivolumab geïndiceerd is. Bij deze indicatie is het gebruik van nivolumab bij een actieve auto-immuunziekte en bij symptomatische interstitiële longziekte niet onderzocht.

Bij de indicatie SCCHN kan er een vertraagd effect optreden, vooral bij kenmerken voor een slechtere prognose en/of agressieve ziekte. Deze kenmerken, gecombineerd met ECOG PS, snel progressieve ziekte na eerdere platina-bevattende behandeling en een hoge tumorlast, hangen samen met vroegtijdig overlijden. Bij SCCHN is het gebruik bij een baselineperformanescore ≥ 2, actieve hersenmetastasen of leptomeningeale metastasen, een actieve auto-immuunziekte, het gebruik van systemische immunosuppressiva voorafgaand aan de behandeling, of nasofarynx- of speekselklierkanker (als primaire tumorlocaties) niet onderzocht.

Bij de indicatie urotheelcarcinoom is het gebruik bij een ECOG baselineperformanescore ≥ 2, bij hersenmetastasen of leptomeningeale metastasen, een actieve auto-immuunziekte en bij gebruik van systemische immunosuppressiva, niet onderzocht.

Controleer bij aanvang van en periodiek tijdens de behandeling de schildklierfunctie. Bij symptomatische hypothyreoïdie de behandeling onderbreken en hormonale substitutietherapie starten. Bij symptomatische hyperthyreoïdie het gebruik van nivolumab achterwege laten en indien nodig antithyreoïde medicatie starten. Staak nivolumab of nivolumab plus ipilimumab definitief bij een levensbedreigend karakter van de schildklierstoornis (bv. thyreotoxische storm).

Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én tot ten minste 5 maanden na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name pneumonitis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hypopituïtarisme), spiertoxiciteit (myositis, myocarditis en rabdomyolyse), huiduitslag en verder pancreatitis, uveïtis, demyelinisatie, neuropathie, Guillain-Barré syndroom, myastheen syndroom en encefalitis). Immuungerelateerde bijwerkingen komen vaker voor bij combinatie met ipilimumab; bij de combinatie komen tevens de immuungerelateerde bijwerkingen gastritis, duodenitis en sarcoïdose voor. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Andere immunosuppressiva kunnen worden toegevoegd indien geen verbetering optreedt. Nivolumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken in geval van CTCAE-graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling en in geval van graad 4 of opnieuw optredende graad 3 bijwerkingen. Gebruik bij een eerdere ernstige bijwerking van de huid door gebruik van immunostimulerende oncolytica moet worden afgewogen.

Bij ernstige infusiereacties de behandeling staken; bij lichte of matige infusiereacties kan de toediening worden voortgezet onder nauwlettende controle.

Onderzoeksgegevens: wees zeer voorzichtig bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis vanwege onvoldoende gegevens; er zijn tevens onvoldoende gegevens bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht. Bij de indicaties NSCLC en SCCHN zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar, bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar.

Overdosering

Eigenschappen

Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Nivolumab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt nivolumab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.

Kinetische gegevens

Metabolisering(waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren.
T 1/2elca. 27 dagen.