brivaracetam
Samenstelling
Briviact UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg, 75 mg, 100 mg
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 300 ml
Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens per ml: 240 mg sorbitol
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lamotrigine en verder levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Brivaracetam kan worden toegepast als adjuvans als deze eerste keusmiddelen vanwege bijwerkingen niet worden verdragen of onvoldoende werkzaam zijn. Gebruik als adjuvans bij behandeling met levetiracetam, dat een gelijk werkingsmechanisme heeft, is niet van voordeel gebleken. Het bijwerkingenprofiel lijkt op dat van levetiracetam maar kan nog niet definitief worden vastgesteld. De keuze voor een specifiek adjuvans bij de behandeling van refractaire focale epilepsie is afhankelijk van de individuele situatie.
Indicaties
- Adjuvante therapie voor de behandeling van focale (voorheen partiële) aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 16 jaar met epilepsie.
Dosering
I.v.-toediening is een tijdelijk alternatief voor patiënten als orale toediening niet mogelijk is. Met i.v.-toediening is is de maximale ervaring slechts 4 dagen. Men kan de behandeling met zowel orale als i.v.-toediening starten. Bij overschakelen van oraal naar i.v. of andersom is de totale dagdosis en de toedieningsfrequentie gelijk.
’Add-on’ bij focale epilepsie:
Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar:
Oraal en i.v.: Startdosis is 50 mg/dag of 100 mg/dag (= 5 ml of 10 ml drank of injectievloeistof) verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en het kunnen verdragen, de dosis aanpassen tot onderhoudsdosering 50–200 mg/dag (= 5–20 ml drank of injectievloeistof). Staken: Bij stoppen de behandeling geleidelijk af bouwen door de dosis wekelijks met 50 mg/dag te verlagen; na 1 week behandeling met 50 mg/dag, nog in de laatste week de dosis van 20 mg/dag aanhouden.
Bij leverfunctiestoornis: startdosis van 50 mg/dag (= 5 ml drank of injectievloeistof) overwegen; max. dosis 150 mg/dag (=15 ml drank of injectievloeistof), verdeeld over 2 innamen.Vergeten doses: Bij één of meer vergeten doses, de gebruikelijke enkele dosis in nemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip ’s morgens of ’s avonds.
De tabletten met of zonder voedsel innemen en in hun geheel doorslikken met wat vloeistof.
De drank verdund in water of vruchtensap en met of zonder voedsel innemen. De drank kan men ook via een nasogastrische sonde of een gastrostomiesonde worden toegediend.
I.v.-injectie onverdund als een bolusinjectie geven óf verdund als i.v.-infuus van 15 min.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): duizeligheid, slaperigheid.
Vaak (1-10%): griep, afgenomen eetlust. Depressie, angst, slapeloosheid, prikkelbaarheid. Convulsie, draaiduizeligheid. Infectie van de bovenste luchtwegen, hoest. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Bij i.v.-toediening: pijn op de plaats van het infuus.
Soms (0,1–1%): Neutropenie. Zelfmoordgedachten, psychotische stoornis, agressie, agitatie.
Interacties
Algemene informatie:
- Van comedicatie met levetiracetam is in studies geen effect van brivaracetam waargenomen; evenmin is een voordeel van comedicatie te verwachten omdat levetiracetam ook bindt aan SV2A en toevoegen van brivaracetam daarna geen extra effect meer heeft.
- Mede omdat brivaracetam de enzymen van CYP450 niet, of beperkt, beïnvloedt, is er theoretisch weinig kans op geneesmiddeleninteracties door beïnvloeding van de klaring. Er zijn geen farmacokinetische interacties waargenomen met andere anti-epileptica waarvoor aanpassing van de dosering nodig is. De belangrijkste afbraakroute van brivaracetam is via CYP-onafhankelijke hydrolyse en daarnaast is brivaracetam (in mindere mate) een substraat van CYP2C19.
Voorzichtig:
- bij patiënten die een behandeling met rifampicine beginnen of stoppen omdat de sterke enzyminductor rifampicine (600 mg/dag gedurende 5 dagen) een daling geeft van 45% van het gebied onder de plasmaconcentratiecurve; overweeg aanpassing van de dosis brivaracetam.
- bij gebruik van sterke enzyminductoren (zoals sint-janskruid) omdat die de systemische blootstelling aan brivaracetam verminderen.
Overige interacties:
- De plasmaconcentraties van geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP2C19 (bv. lansoprazol, omeprazol, diazepam) kunnen toenemen.
- Brivaracetam 200 mg/dag kan zorgen voor een stijging van de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die getransporteerd worden door OAT3.
- Sterke CYP2C19-remmers (bv. fluconazol, fluvoxamine) kunnen plasmaconcentraties van brivaracetam verhogen, maar toch is er slechts een geringe kans op klinisch relevante CYP2C19-gemedieerde interacties.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij ratten passeert het de placenta. Bij dieren zijn er geen aanwijzing voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij ratten).
Advies: Borstvoeding wordt ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor pyrrolidonderivaten (zoals levetiracetam).
Waarschuwingen
Tijdens behandeling controleren op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag.
Bij staken de behandeling geleidelijk afbouwen volgens protocol. (Zie de rubriek Doseringen).
Brivaracetam niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 16 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met brivaracetam contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, www.vergiftigingen.info
Eigenschappen
Kinetische gegevens
F | 100%. |
T max | 1 uur (mediaan);bij inname van een tablet met een vetrijke maaltijd 3 uur (mediaan). |
V d | 0,5 l/kg. |
Metabolisering | Tot inactieve metabolieten via hydrolyse van de amidecomponent en hydroxylering op de propylzijketen, hoofdzakelijk gemedieerd door CYP2C19. |
Eliminatie | vnl. met de urine als metabolieten, < 10% onveranderd met de urine, < 1% in de feces. |
T 1/2 | ca. 9 uur. |
Geneesmiddelgroep
brivaracetam hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (J05AF06)
- carbamazepine (J05AF06)
- chloralhydraat (J05AF06)
- clonazepam (J05AF06)
- ethosuximide (J05AF06)
- felbamaat (J05AF06)
- fenobarbital (J05AF06)
- fenytoine (J05AF06)
- gabapentine (J05AF06)
- lacosamide (J05AF06)
- lamotrigine (J05AF06)
- levetiracetam (J05AF06)
- oxcarbazepine (J05AF06)
- perampanel (J05AF06)
- pregabaline (J05AF06)
- primidon (J05AF06)
- retigabine (J05AF06)
- rufinamide (J05AF06)
- stiripentol (J05AF06)
- topiramaat (J05AF06)
- valproinezuur (J05AF06)
- vigabatrine (J05AF06)
- zonisamide (J05AF06)