Carbamazepine

Publish

Samenstelling

Carbamazepine Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
100 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
200 mg, 400 mg

Deelbaar.

Tegretol Novartis Pharma bv

Toedieningsvorm
Suspensie (of stroop) (suikervrij)
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
250 ml; maatlepel 5 ml

Conserveermiddel: methyl- en propylparahydroxybenzoaat.

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
100 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte ’CR’
Sterkte
200 mg, 400 mg

Deelbaar.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

carbamazepine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lamotrigine en verder levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling.

Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Levetiracetam en valproïnezuur zijn middelen van eerste keus bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën. Clobazam (alleen als ‘add on’) en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen.

Carbamazepine niet gebruiken bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën of absences, vanwege de kans op een averechts effect. Indien dosisafhankelijke bijwerkingen optreden kan voorschrijven van een deelbaar preparaat met gereguleerde afgifte worden overwogen.

Bij trigeminusneuralgie is carbamazepine de eerste keus als proefbehandeling. Bij neuropathische pijn anders dan trigeminusneuralgie is een tricyclisch antidepressivum (TCA) de eerste keus (amitriptyline en bij ouderen nortriptyline). Als een TCA onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd is of ongewenste bijwerkingen heeft, kan een anti-epilepticum effectief zijn, bij voorkeur gabapentine of pregabaline. Combineer eventueel bij onvoldoende effect de laatstgenoemde middelen met een lage dosering TCA. Bij diabetische neuropathie is duloxetine eerste keus. Bij HIV-neuropathie zijn bovengenoemde middelen niet effectief.

Bij het alcoholabstinentiesyndroom hebben benzodiazepinen de voorkeur.

Bij diabetes insipidus gaat de voorkeur uit naar desmopressine.

Voor manie bij manisch-depressieve psychose is lithium in het algemeen de eerste keus.

De Commissie adviseert bij het voorschrijven van carbamazepine tevens op het kostenaspect te letten.

De Commissie wijst erop dat door mogelijk verschil in biologische beschikbaarheid niet zonder meer kan worden overgeschakeld van het ene preparaat op het andere.

Omdat dit geneesmiddel voor meerdere indicaties in uiteenlopende doseringen kan worden voorgeschreven én er sprake is van een smalle therapeutische breedte of risico van ernstige bijwerkingen (toxiciteit), dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.

Indicaties

  • Epilepsie, als monotherapie en in combinatie:
    • complexe of eenvoudige focale (voorheen partiële) aanvallen met of zonder secundaire generalisatie;
    • gegeneraliseerde aanvallen met een tonisch-klonische component (grand-mal-aanval);
    • doorgaans niet werkzaam bij absences (petit-mal-aanval) en bij myoklonische aanvallen.
  • Trigeminusneuralgie, idiopathisch of ten gevolge van multiple sclerose; Idiopathische glossofaryngeale neuralgie;
  • Alcoholabstinentiesyndroom;
  • Centrale diabetes insipidus;
  • Polyurie en polydipsie van neurohormonale oorsprong;
  • Acute manie; Onderhoudsbehandeling van bipolaire stoornis.

Dosering

Patiënten van Han-Chinese of Thaise afkomst vóór behandeling screenen op HLA-B*1502; zie Waarschuwingen/Voorzorgen.

Klap alles open Klap alles dicht

Epilepsie:

Beginnen met een lage dosis en langzaam verhogen tot een optimaal werkzame onderhoudsdosering. Men dient ernaar te streven met een zo laag mogelijke dosis een optimaal effect te bereiken. De behandelduur is afhankelijk van de ernst en het verloop van de aandoening. Wordt van een bestaande medicatie overgegaan op carbamazepine, dan dient de dosering van het andere anti-epilepticum geleidelijk te worden verlaagd.

Volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar:

beginnen met 200 mg 1 à 2×/dag, daarna langzaam verhogen totdat een optimaal effect wordt verkregen, gewoonlijk 800–1200 mg per dag in verdeelde doses. Max. dosering > 15 jaar: 1200 mg/dag.

Kinderen 6–15 jaar.

beginnen met 100 mg (of 5 ml suspensie = 1 maatlepel) per dag, toenemend met 100 mg in wekelijkse intervallen, onderhoudsdosering per dag 10–20 mg/kg lichaamsgewicht, d.w.z. 6–10 jaar: 400–600 mg/dag (20–30 ml suspensie= 2 maatlepels 2–3×/dag); 11–15 jaar: 600–1000 mg/dag (30–50 ml suspensie= 2–3 maatlepels 3×/dag). Al deze doseringen dienen over de dag te worden verdeeld. Max. dosering 6–15 jaar: 1000 mg/dag.

Kinderen < 6 jaar:

beginnen met 20–60 mg (1–3 ml suspensie) per dag, toenemend met 20–60 mg iedere 2 dagen; onderhoudsdosering per dag 10–20 mg/kg lichaamsgewicht, d.w.z. tot 1 jaar: 100–200 mg/dag (5–10 ml suspensie= 1–2 maatlepels) en 1–5 jaar: 200–400 mg/dag (10–20 ml suspensie= 1–2 maatlepels 2×/dag). Al deze doseringen dienen over de dag te worden verdeeld. Max. dosering < 6 jaar: 35 mg/kg/dag.

Trigeminusneuralgie:

Volwassenen:

begindosering 200–400 mg per dag, geleidelijk verhogen tot de pijn is verdwenen meestal bij 200 mg 3–4×/dag; bij een deel kan de onderhoudsdosering vervolgens verder verlaagd worden. Max. dosering: 1200 mg/dag. Wanneer pijnbestrijding is verkregen, proberen de dosering geleidelijk af te bouwen tot een volgende aanval optreedt.

Ouderen

en zeer gevoelige patiënten: aanvangsdosis 100 mg 2×/dag. Max. dosering: 1200 mg/dag. Wanneer pijnbestrijding is verkregen, proberen de dosering geleidelijk af te bouwen tot een volgende aanval optreedt.

Alcoholabstinentiesyndroom:

Volwassenen:

de gemiddelde dosering: 200 mg 3×/dag; in ernstige gevallen gedurende de eerste paar dagen verhogen tot 400 mg 3×/dag. Bij gehospitaliseerde patiënten met delirium tremens combineren met sedativa.

Diabetes insipidus of polyurie/polydipsie:

Volwassenen:

200 mg 2–3×/dag.

Bij kinderen

de dosering overeenkomstig de leeftijd en het lichaamsgewicht verminderen.

Acute manie, bipolaire stoornis:

Volwassenen:

200–1600 mg/dag, gewoonlijk 400–600 mg/dag in 2–3 doses.

Bij ouderen

voorzichtig doseren.

De tabletten of suspensie innemen tijdens of na de maaltijd, de tabletten met wat vloeistof, de tabletten met gereguleerde afgifte zònder kauwen met wat vloeistof.

Voor het vaststellen van de optimale dosering kan bepaling van plasmaspiegels nodig zijn.

Voor de suspensie de maatlepel gebruiken (deze heeft verdeelstrepen op 2½ ml (50 mg) en 5 ml (100 mg) werkzame stof). Bij < 2,5 ml per keer een wegwerpspuit gebruiken om af te meten. Bij gebruik van de suspensie, starten met een lagere dosering dan met de tabletten omdat de max. plasmaspiegels bij de suspensie hoger zijn; bij overschakelen van de gewone tablet op suspensie dezelfde dosering verdelen over meerdere giften. Bij het overschakelen van de gewone tablet naar de retardtablet kan het nodig zijn de dosering iets te verhogen.

Bijwerkingen

Zeer vaak(> 10%): een persisterende of fluctuerende leukopenie, duizeligheid, ataxie, slaperigheid, moeheid, misselijkheid en braken, allergische huidreacties, urticaria, verhoogd γ-GT.

Vaak (1-10%): droge mond, accommodatiestoornissen, hoofdpijn, verstoorde kleurwaarneming, diplopie, eosinofilie, trombocytopenie, gewichtstoename, verhoogde alkalische fosfatase. Oedeem, vloeistofretentie, hyponatriëmie en verminderde plasma-osmolaliteit door ADH-achtig effect.

Soms (0,1-1%): Abnormale onwillekeurige bewegingen (tremor, dystonie, tics), nystagmus, diarree, obstipatie, dermatitis exfoliativa, verhoogde transaminasewaarden.

Zelden (0,01-0,1%): dyskinesieën, oculomotorische stoornissen, spraakstoornissen, choreoathetose, perifere neuritis, paresthesie, spierzwakte, paretische symptomen, aseptische meningitis, hallucinaties, depressie, agressief gedrag, verminderde eetlust, fosfaatdeficiëntie, vooral bij ouderen verwarring en agitatie, lupus erythematodes-achtig syndroom, jeuk, leukocytose, lymfadenopathie, cardiale prikkelgeleidingsstoornissen, hypertensie of hypotensie, geelzucht, hepatitis. Een zich traag ontwikkelend overgevoeligheidssyndroom die vele organen betreft.

Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, aplastische anemie, ’pure red cell aplasia’, megaloblastenanemie, reticulocytose, pseudolymfomen, hypogammaglobulinemie, angio-oedeem, gynaecomastie, galactorroe, hirsutisme. Sedatie, geheugenstoornis. Abnormale schildklierfunctietesten (verminderde T4- en verhoogde TSH-waarden), activering van een latente psychose. Troebelingen van de lens, conjunctivitis, verhoging intraoculaire druk, gehoorstoornissen, bradycardie, aritmieën, AV-blok met syncope, hartfalen, verergering van coronaire ziekte, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN, Lyell-syndroom), fotosensibilisatie, erythema multiforme en nodosum, veranderingen in huidpigmentatie, purpura, acne, zweten, haaruitval, (niet) acute porfyrie. Pancreatitis, anafylactische reactie, aseptische meningitis met myoclonus en perifere eosinofilie, collaps, tromboflebitis, trombo-embolie, stoornissen in de botstofwisseling leidend tot osteomalacie of osteoporose, nierfunctiestoornis, frequente urinelozing, urineretentie, seksuele stoornissen, abnormale spermatogenese, smaakstoornissen, leverfalen, artralgie, spierpijn, pulmonale overgevoeligheidsreacties met onder andere koorts, dyspneu, pneumonitis, pneumonie. Verhoogde cholesterolwaarden en triglyceriden.

Verder zijn gemeld: reactivatie van infectie met humaan herpesvirus, pancytopenie, anemie, beenmergfalen, geneesmiddelhuiduitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom) colitis, vermindering van het aantal galwegen, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus (AGEP), lichenoïde dermatitis onychomadesis, en na langdurige behandeling: verminderde minerale botdichtheid, osteopenie, osteoporose, botbreuken. Huidreacties als SJS, TEN, DRESS, AGEP en maculopapuleuze huiduitslag hangen bij Europese en Japanse populaties samen met aanwezigheid van het HLA-A*3101-allel; aanwezigheid van HLA-B*1502 is bij HAN-Chinezen, Thai en enkele andere Aziatische bevolkingsgroepen gebonden aan de kans op het ontwikkelen van SJS en TEN.

Interacties

Carbamazepine veroorzaakt inductie van de leverenzymen (CYP2C9, CYP3A en CYP1A2). De werking van o.a. orale anticoagulantia, anticonceptiva, ulipristal (ook als noodanticonceptie), (tricyclische) antidepressiva, antipsychotica, corticosteroïden, andere anti-epileptica (als fenytoïne, topiramaat, lamotrigine, perampanel, zonisamide), theofylline, verapamil, ivabradine, propafenon, disopyramide, HCV-middelen, HIV-middelen, immunosuppressiva, caspofungine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, tyrosinekinaseremmers, irinotecan, alprazolam, midazolam, zolpidem, ticagrelor, atorvastatine, simvastatine, doxycycline, methadon, kinidine kan door inductie verminderen. Het gebruik van carbamazepine (in de afgelopen 4 weken) vermindert ook de werkzaamheid van de morning-afterpil met levonorgestrel; een verdubbeling van het aantal tabletten van de morning-afterpil met levonorgestrel kan dit effect tegen gaan; plaatsen van een koperspiraaltje door een arts heeft echter de voorkeur.

Theofylline en carbamazepine kunnen elkaars metabolisme beïnvloeden.

Comedicatie van carbamazepine met andere anti-epileptica, waaronder felbamaat, fenytoïne, fenobarbital, lamotrigine en valproïnezuur, resulteert in beïnvloeding van elkaars metabolisme en serumspiegel. Regelmatige bepaling van deze bloedspiegels is daarom aan te bevelen.

Valproïnezuur, primidon en quetiapine kunnen verder de concentratie carbamazepine-10,11-epoxide verhogen; dit kan leiden tot bijwerkingen (duizeligheid, slaperigheid, ataxie en diplopie).

Carbamazepine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4. CYP3A4-inducerende middelen, zoals rifampicine, kunnen de plasmaconcentraties van carbamazepine belangrijk verlagen.

CYP3A4-remmende middelen, sommige macrolide-antibiotica, ciprofloxacine, calciumantagonisten (verapamil, diltiazem), imidazool-antimycotica, sommige serotonineheropnameremmers, HIV-proteaseremmers en grapefruitsap kunnen de plasmaconcentraties van carbamazepine verhogen, waardoor verhoogde (toxische) bloedspiegels kunnen ontstaan. Ook cimetidine kan de plasmaspiegel van carbamazepine tijdelijk verhogen (het effect verdwijnt na ca. 1 week), evenals metronidazol, danazol, vigabatrine, oxybutynine, dantroleen en isoniazide.

Gelijktijdig gebruik met preparaten die sint-janskruid bevatten, vermijden, omdat dit nog tot twee weken nadat het gebruikt is, door enzyminductie de serumconcentratie kan verlagen. Bij gelijktijdig gebruik kan staken van sint-janskruid de carbamazepineconcentratie doen stijgen.

Over de interactie met lithium zijn zowel berichten over versterking van de therapeutische werking als over toename van de neurotoxiciteit van beide stoffen.

Gelijktijdig gebruik met diuretica (natriumwaarden verlagend) kan leiden tot hyponatriëmie.

Isotretinoïne kan de biologische beschikbaarheid veranderen.

Gelijktijdig gebruik van MAO-remmers vermijden. Behandeling met carbamazepine niet eerder beginnen dan twee weken na staken van de MAO-remmer.

Gedurende de behandeling geen alcohol gebruiken.

Gelijktijdig gebruik met tricyclische antidepressiva wordt afgeraden vanwege chemische verwantschap.

Langdurig gebruik in combinatie met paracetamol kan leiden tot hepatotoxiciteit.

Het kan de hepatotoxiciteit van isoniazide versterken.

Zwangerschap

Teratogenese: Gebruik van carbamazepine is teratogeen. Gemeld zijn: schisis, hartafwijkingen, afwijkingen aan de ledematen, urogenitale afwijkingen en dysmorfe gezichtskenmerken. De kans op een neuraalbuisdefect (spina bifida) is vijf- tot tienmaal verhoogd; het absolute risico is dan 0,5–1%. Bij gebruik in het eerste trimester van de zwangerschap is de incidentie van aangeboren afwijkingen 2–3× verhoogd. Er is meer kans op schadelijkheid voor de vrucht bij hogere doseringen en bij combinatie met andere anti-epileptica (met name met valproïnezuur).
Farmacologisch effect: Pasgeborenen van moeders die anti-epileptica gebruiken, hebben meer kans op ontwikkelingsstoornissen.
Carbamazepine kan vitamine-K deficiëntie geven waardoor stollingsstoornissen bij de pasgeboren kunnen optreden.
Advies: Afwegen. Staken van de therapie is ongewenst voor de moeder en het ongeboren kind, door mogelijke verergering van epilepsie. Streef bij gebruik tijdens zwangerschap naar monotherapie, gebruik van een zo laag mogelijke dosering, en een plasmaspiegel die ligt in het lagere deel van het therapeutische bereik van 4–12 microg/ml. Overweeg om bloedingsstoornissen te voorkomen de moeder in de laatste paar weken van de zwangerschap en de pasgeborene postpartum, vitamine K geven.
Overig: Zelden is verminderde vruchtbaarheid bij de man of afwijkende spermatogenese gemeld. De werking van orale anticonceptiva is verminderd, waardoor een andere anticonceptie-methode nodig is.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, zowel carbamazepine als de epoxidemetaboliet in lage concentraties.
Advies: Borstvoeding tijdens gebruik is mogelijk, mits onder controle op eventuele bijwerkingen bij de zuigeling (slaperigheid, moeite met drinken, braken). Bij enkele zuigelingen is cholestatische hepatitis gemeld; zuigelingen daarom controleren op hepatobiliaire effecten.

Contra-indicaties

  • atrioventriculair blok;
  • acute porfyrie in voorgeschiedenis (bv. porphyria acuta intermittens, – variegata);
  • beenmergdepressie in voorgeschiedenis;
  • overgevoeligheid voor in chemisch opzicht verwante geneesmiddelen als tricyclische antidepressiva.

Waarschuwingen

Vanwege het risico van ernstige levensbedreigende huidreacties (Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN)), met name in de eerste maanden van de behandeling is extra controle op symptomen (progressieve huiduitslag vaak met blaren of slijmvliesletsel) aangewezen; de kans is 1–6 per 10.000 gebruikers in een Kaukasische bevolking, maar 10× zo groot in een Aziatische bevolking. Bij dergelijke symptomen van ernstige huidreacties de behandeling onmiddellijk staken en bij deze patiënt carbamazepine niet meer inzetten. Patiënten van Han-Chinese of Thaise afkomst vóór behandeling screenen op HLA-B*1502 in verband met de kans op het ontwikkelen van SJS wanneer ze behandeld worden met carbamazepine; bij een positieve testuitslag carbamazepine niet gebruiken. De prevalentie van HLA-B*1502-dragers onder Han-Chinezen is 2–12% , bij Thai 8%, bij Europeanen, Japanners en Koreanen < 1%. Overweeg bij andere Aziatische populaties (in Maleisië en op de Filipijnen is de prevalentie van dit allel > 15%, in India 6%) ook om te testen op HLA-B*1502. Bij Europese en Japanse populaties positief voor het HLA-A*3101-allel is gebruik van carbamazepine in verband gebracht met meer kans op het ontwikkelen van SJS, TEN, DRESS en AGEP, overgevoeligheidssyndroom (incl. maculopapuleuze huiduitslag); de gegevens zijn echter onvoldoende om een screening vooraf op HLA-A*3101 te onderbouwen. Het HLA-A*3101-allel is ook in verband gebracht met het ontstaan van het overgevoeligheidssyndroom incl. maculopapuleuze huiduitslag. Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de behandeling direct staken. Bij circa 25–30% van de patiënten kunnen kruisovergevoeligheidsreacties optreden met oxcarbazepine. Er bestaat ook kruisovergevoeligheid met fenytoïne. Carbamazepinegebruik bij patiënten met atypische absences kan de gegeneraliseerde aanvallen verergeren; bij exacerbatie van aanvallen de behandeling staken. Bij ouderen, bij bestaande nieraandoeningen met lage natriumwaarden en bij patiënten behandeld met diuretica (natriumwaarden verlagend) vóór start van de behandeling, na 2 weken en gedurende de eerste 3 maanden maandelijks het natriumgehalte in het bloed bepalen; daarna op basis van behoefte. Denk bij optreden van hyponatriëmie aan vloeistofbeperking als tegenmaatregel. Bij hypothyreoïdie is extra controle nodig, omdat carbamazepine de eliminatie van schildklierhormonen kan versterken. Voorzichtigheid is geboden bij oudere patiënten en bij ernstige ziekten van hart en vaten, lever en nier. Bijwerkingen op het gebied van het centraal zenuwstelsel kunnen een teken zijn van overdosering of sterke schommeling van de plasmaconcentratie. Vóór het begin van de behandeling en periodiek gedurende de behandeling moeten het volledig bloedbeeld (incl. trombocyten, reticulocyten en serumijzer) en leverfunctie worden gecontroleerd. Bij verlaagde waarden van leukocyten of trombocyten tijdens de behandeling de patiënt en het bloedbeeld bewaken. Bij enig bewijs van significante beenmergdepressie, bij verslechtering van de leverfunctie, optreden van acute hepatitis, de behandeling direct beëindigen. Patiënten met een verhoogde intra-oculaire druk moeten, gezien het licht anticholinerge effect van carbamazepine, tijdens de therapie regelmatig worden gecontroleerd. Tijdens behandeling is controle op suïcidale gedachten en –gedrag aangewezen. Vóór en periodiek tijdens de behandeling complete urineanalyse en ’blood urea nitrogen’ bepalen. Incidenteel is melding gemaakt van bijwerkingen bij het overzetten van patiënten van het ene carbamazepinebevattende product op het andere. Abrupt staken van de therapie kan aanvallen plots doen ontstaan. Bij staken daarom uitsluipend doseren. Na abrupt staken van de therapie moet de patiënt gedurende de instellingsfase op een ander anti-epilepticum worden beschermd met een daartoe geschikt middel.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling op toxicologie.org onder carbamazepine en/of op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Anticonvulsieve en psychotrope werking. Licht anticholinerg effect. Het remt de herhaaldelijk optredende hoogfrequente neurale ontladingen en vermindert de uitbreiding van synaptische impulsen. Verder remt het de omzetting van catecholaminen en de vrijgifte van glutamaat.

Kinetische gegevens

Resorptielangzaam uit de tabletten.
Fvan de CR tablet (met gereguleerde afgifte) is 15% lager dan van gewone tablet. Max. concentraties zijn na inname van de suspensie hoger dan van de tabletten.
T maxtabletten binnen 12 uur, retardtabletten binnen 24 uur, suspensie binnen 2 uur.
V d0,8–1,9 l/kg.
OverigTherapeutische bloedspiegel: 4–10 mg/l.
Metaboliseringin de lever, vnl. via CYP3A4, tot actief 10,11-epoxide. Carbamazepine–10,11-epoxide lijkt iets minder werkzaam dan carbamazepine zelf. Voorts ontstaan nog tal van andere (minder belangrijke) metabolieten.
Eliminatievnl. als metabolieten, ca. 70% met de urine en 30% met de feces.
T 1/2grote variatie (8–72 uur), o.a. als gevolg van auto-inductie; 10–20 uur na langdurige inname; ca. 6 uur (10,11-epoxide).