Lamotrigine

Publish

Samenstelling

Lamictal GlaxoSmithKline bv

Toedieningsvorm
Tablet ’Dispers’
Sterkte
2 mg, 5 mg, 25 mg, 50 mg, 100 mg, 200 mg

Lamotrigine Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet ’dispers’
Sterkte
2 mg, 5 mg, 25 mg, 50 mg, 100 mg, 200 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

lamotrigine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lamotrigine en verder levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling.

Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Levetiracetam en valproïnezuur zijn middelen van eerste keus bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën. Clobazam (alleen als ‘add-on’) en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen.

Bij kinderen met absences is ethosuximide het middel van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Bij een meer kans op gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij kinderen heeft valproïnezuur de voorkeur. Indien bij absences bij kinderen ethosuximide en valproïnezuur niet worden verdragen heeft lamotrigine monotherapie de voorkeur.

Lamotrigine kan gebruikt worden als adjuvans bij Lennox-Gastautsyndroom.

Indicaties

  • Epilepsie: Volwassenen en kinderen > 12 jaar: Adjuvans of monotherapie bij focale (voorheen partiële) en gegeneraliseerde epilepsie waaronder tonisch-klonische epilepsie; adjuvans of initiële therapie bij Lennox-Gastautsyndroom. Kinderen 2–12 jaar: Adjuvans bij focale en gegeneraliseerde epilepsie waaronder tonisch-klonische epilepsie; adjuvans bij Lennox-Gastautsyndroom; monotherapie bij absence epilepsie.
  • Bipolaire stoornis: Volwassenen: Preventie van depressieve episode bij bipolaire I stoornis met voornamelijk depressieve episoden.

Dosering

Bij herstarten van de behandeling ter vermindering van het risico op ernstige huiduitslag opnieuw titreren volgens het aanbevolen insluipschema als het tijdsinterval sinds het stoppen groter is dan vijf halfwaardetijden. Als de berekende hoeveelheid niet uitkomt in hele tabletten het lagere aantal hele tabletten innemen. Indien de berekende dagdosis tussen de 1 en 2 mg ligt, kan de disperstablet gedurende de eerste twee weken om de dag worden ingenomen; bij lagere dagdosis niet toepassen. Bij matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–9) de doseringen met de helft verlagen; bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) met 75%. Bij een verminderde nierfunctie kunnen lagere onderhoudsdoseringen effectief zijn.

Klap alles open Klap alles dicht

epilepsie:

Volwassenen en kinderen > 12 jaar:

Monotherapie of als adjuvans zonder combinatie met valproaat en zonder lamotrigine-glucuronideringsinduceerders: begindosering 25 mg 1×/dag gedurende 2 weken, daarna 50 mg 1×/dag gedurende 2 weken. Verder per 1–2 weken met max. 50–100 mg verhogen tot een onderhoudsdosering van 100–200 mg per dag in 1 of 2 giften, zo nodig tot 500 mg per dag.

In combinatie met valproaat: begindosering 25 mg om de dag gedurende 2 weken, daarna 25 mg 1×/dag gedurende 2 weken. Vervolgens per 1–2 weken met max. 25–50 mg verhogen tot een onderhoudsdosering van 100–200 mg per dag in 1–2 giften.

Combinatietherapie zonder valproaat en mét lamotrigine-glucuronideringsinduceerder: begindosering 50 mg 1×/dag gedurende 2 weken, daarna 50 mg 2×/dag gedurende 2 weken. Verder per 1–2 weken met max. 100 mg verhogen tot een onderhoudsdosering van 200–400 mg per dag in 2 giften; zonodig tot 700 mg per dag. Bij onbekende interactie doseerschema gebruiken zoals met valproaat.

Kinderen 2–12 jaar:

Monotherapie bij typische absence epilepsie; of als adjuvans zonder combinatie met valproaat en zonder lamotrigine-glucuronideringsinduceerders: 0,3 mg/kg per dag in 1–2 giften gedurende 2 weken, daarna 0,6 mg/kg per dag in 1–2 giften gedurende 2 weken. Vervolgens iedere 1–2 weken opbouwen met max. 0,6 mg/kg per dag tot optimale respons: gebruikelijke onderhoudsdosering als adjuvans zonder combinatie met valproaat en zonder lamotrigine-glucuronideringsinduceerders: 1–15 mg/kg per dag in 1–2 giften; onderhoudsdosering als monotherapie bij typische absence epilepsie: 1–15 mg/kg per dag in 1–2 giften; (ook als adjuvans) max. 200 mg per dag.

Combinatie therapie met valproaat: 0,15 mg/kg 1×/dag gedurende 2 weken, daarna 0,3 mg/kg 1×/dag gedurende 2 weken. Daarna iedere 1–2 weken opbouwen met max. 0,3 mg/kg tot optimale respons. Gebruikelijke onderhoudsdosering: 1–5 mg/kg per dag in 1 gift of verdeeld over 2 giften; max. 200 mg per dag.

Combinatietherapie zonder valproaat en mét lamotrigine-glucuronideringsinduceerder: 0,6 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 giften gedurende 2 weken, daarna 1,2 mg/kg per dag in 2 giften gedurende 2 weken. Daarna iedere 1–2 weken opbouwen met max. 1,2 mg/kg tot optimale respons; gebruikelijke onderhoudsdosering: 5–15 mg/kg in 1–2 giften; max. 400 mg per dag. Bij onbekende interactie doseerschema gebruiken zoals met valproaat.

Bipolaire I stoornis, ter preventie van depressieve episode:

Volwassenen ≥ 18 jaar:

Monotherapie of als adjuvans zonder combinatie met valproaat en zonder lamotrigine-glucuronideringsinduceerders: week 1–2: 25 mg 1×/dag; week 3–4: 50 mg/dag in 1–2 giften; week 5: 100 mg per dag in 1–2 giften; vanaf week 6: 200 mg/dag in 1–2 giften; dosisbereik 100–400 mg per dag. Indien vervolgens valproaat wordt toegevoegd de lamotriginedosering halveren vanaf week 1. Indien een lamotrigine-glucuronideringsinduceerder en geen valproaat wordt toegevoegd: afhankelijk van de dosering over een periode van 3 weken de lamotriginedosis geleidelijk verdubbelen tot max. 400 mg/dag.

In combinatie met valproaat: week 1–2: 25 mg om de dag; week 3–4: 25 mg 1×/dag; week 5: 50 mg per dag in 1–2 giften; vanaf week 6: 100 mg/dag in 1–2 giften; max. 200 mg per dag. Indien vervolgens met valproaat wordt gestopt, de lamotriginedosering verhogen naar 100 mg 2×/dag; als vóór het stoppen van valproaat de lamotriginedosis al 200 mg per dag bedroeg, de dosering in week 1 verhogen naar 300 mg per dag en in week 2 verder naar 400 mg per dag.

Combinatietherapie zonder valproaat en mét lamotrigine-glucuronideringsinduceerder: week 1–2: 50 mg 1×/dag; week 3–4: 50 mg 2×/dag; week 5: 100 mg 2×/dag; week 6: 150 mg 2×/dag; week 7 en verder: 200 mg 2×/dag. Indien vervolgens met de lamotrigine-glucuronideringsinduceerder wordt gestopt, de lamotriginedosering verlagen naar 300 mg per dag in week 2 en naar 200 mg per dag in week 3 en verder. Bij een lamotriginedosis voor staken van 300 mg per dag: de dosis verlagen naar 225 mg per dag in week 2 en 150 mg /dag in week 3 en verder. Bij een lamotriginedosering vóór staken van 200 mg per dag: de dosering verlagen naar 150 mg per dag in week 2 en 100 mg per dag in week 3 en verder.

Disperstabletten mag men kauwen of innemen met water of oplossen in water.

Tijdens onderhoudsdosering zonder gebruik van additionele induceerders van de lamotrigine glucuronidering: bij starten met orale anticonceptie (continu anticonceptivum) zal op geleide van plasmaspiegels en/of klinische respons de onderhoudsdosering van lamotrigine meestal moeten verdubbelen; de dagdosis geleidelijk verhogen met 50–100 mg per week. Bij stoppen met orale anticonceptie de onderhoudsdosering halveren; de dagdosis geleidelijk verlagen met 50–100 mg per week over een periode van 3 weken. Monsters voor de bepaling van het lamotriginegehalte niet nemen tijdens de eerste week na het definitief staken met de anticonceptiepil.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): huiduitslag, hoofdpijn.

Vaak (1-10%): irritatie, agressie, slaperigheid, slapeloosheid, agitatie, duizeligheid, tremor, misselijkheid, maag-darmklachten (incl. braken en diarree), droge mond, artralgie, (rug)pijn, vermoeidheid.

Soms (0,1-1%): ataxie, dubbelzien, wazig zien, alopecia.

Zelden (0,01-0,1%): Stevens-Johnsonsyndroom, onvaste gang, nystagmus, aseptische meningitis, conjunctivitis.

Zeer zelden (< 0,01%): bloedafwijkingen waaronder neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie, pancytopenie, aplastische anemie, agranulocytose. Overgevoeligheidsreacties (waaronder koorts, lymfadenopathie, gezichtsoedeem, bloed- en leverafwijkingen, intravasculaire stolling en multiple orgaanfalen); ook huiduitslag is gemeld als onderdeel van een overgevoeligheidssyndroom. Toxische epidermale necrolyse, DRESS (Drug Reaction with Eosinophilia and Systemic Symptoms). Tics, hallucinaties, verwarring, extrapiramidale symptomen, choreoathetose, toegenomen aanvalsfrequentie, verhoogde leverfunctietest, leverfalen, lupus-achtige reacties.

Verder is gemeld: verergering van parkinsonisme. Na langdurige behandeling: afgenomen botmineraaldichtheid, osteopenie, osteoporose en botfracturen. Ernstige convulsies, soms leidend tot rabdomyolyse zijn in samenhang met lamotrigine voorgekomen.

Interacties

De glucuronidering wordt significant geïnduceerd door fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital, primidon, rifampicine, atazanavir/ritonavir, lopinavir/ritonavir; zie de aangepaste dosering bij combinatie. Bij toevoeging van resp. staken van atazanavir/ritonavir of lopinavir/ritonavir is eerst controle van de lamotrigine plasmaspiegel aangewezen om na te gaan of verhoging resp. verlaging van de lamotrigine dosering nodig is.

De glucuronidering van lamotrigine wordt significant geremd door valproaat; deze vertraagt het metabolisme en verdubbelt bijna de halfwaardetijd. Lamotrigine kan in enkele gevallen plasmaconcentraties van andere anti-epileptica verhogen (oxcarbazepine, topiramaat). Gebruik van orale anticonceptiva kan de plasmaspiegel met 50% verlagen (door inductie van glucuronyltransferase); daarom is dosisaanpassing nodig en komt als orale anticonceptie alleen een continu anticonceptivum (zonder pilvrije week) in aanmerking.

Omdat lamotrigine een remmer van Organic Transporter 2 (OCT2) is, kan het de plasmaspiegel van renaal geklaarde middelen die een substraat zijn van OCT2 (zoals metformine, gabapentine en varenicline).

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens zijn er geen aanwijzingen voor een substantiële toename in de kans op aangeboren afwijkingen. Er lijkt meer kans op schade bij combinatie met andere anti-epileptica.
Farmacologisch effect: Bij dieren is ontwikkelingstoxiciteit gebleken. Lamotrigine heeft zwakke foliumzuurantagonerende eigenschappen. Gedurende de zwangerschap variëren de plasmaspiegels van lamotrigine aanzienlijk; na de geboorte kan een snelle stijging optreden.
Advies: Kan worden gebruikt in lage dosering. Indien mogelijk monotherapie geven. De plasmaspiegel voor, tijdens en na de zwangerschap vervolgen en zonodig de dosering aanpassen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja; meldingen van een lamotrigineconcentratie bij de zuigeling van max. 50% van die van de moeder.
Farmacologisch effect: Mogelijk.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Zuigeling controleren op bijwerkingen.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

(Ernstige) huiduitslag treedt vaker op bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur, bij allergie of huiduitslag in reactie op andere anti-epileptica in de anamnese, bij hoge begindoseringen en bij overschrijding van het aanbevolen insluipschema. De huiduitslag kan een onderdeel zijn van een overgevoeligheidssyndroom, met als vroege symptomen koorts en lymfadenopathie en later oedeem in het gelaat, bloed- en leverafwijkingen en aseptische meningitis. In zeldzame gevallen leidt het tot uitgebreide intravasculaire stolling (DIC) en multipel orgaanfalen. Bij kinderen kunnen de eerste tekenen van huiduitslag worden aangezien voor een infectie. Indien binnen acht weken na begin van de behandeling koorts of huidreacties optreden, kan die worden veroorzaakt door lamotrigine. Bij huiduitslag de patiënt direct evalueren en de behandeling onmiddellijk staken en later niet opnieuw starten. Bij staken van de behandeling door optreden van Stevens-Johnsonsyndroom, DRESS, toxische epidermale necrolyse of aseptische meningitis, de behandeling nooit opnieuw beginnen.

Myoklonische epilepsie kan verergeren.

Tijdens behandeling is controle op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag aangewezen.

Bij bipolaire stoornis moet rekening gehouden worden met een verergering van depressieve symptomen en zelfmoordneiging, met name bij een voorgeschiedenis van suïcidaal gedrag of -gedachten en jong volwassenen.

Voorzichtigheid is geboden bij nierstoornissen.

Bij epilepsie kan abrupt staken van lamotrigine leiden tot onttrekkingsinsulten; daarom de dosering in twee weken stapsgewijs verlagen.

Het effect op de ontwikkeling van kinderen is onbekend. Vanwege onvoldoende gegevens wordt toepassing bij kinderen jonger dan 2 jaar bij epilepsie afgeraden. Bij bipolaire stoornis wordt toepassing bij kinderen jonger dan 18 jaar afgeraden omdat in een RCT lamotrigine niet werkzaam was en er een toegenomen aantal zelfmoordneigingen te zien was.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Symptomen
verminderd bewustzijn, status epilepticus, coma. Na inname van 10–20× de maximale therapeutische dosering zijn fatale gevallen gemeld. Verbreding van de QRS-piek tot meer dan 100 ms is in verband gebracht met ernstigere toxiciteit.

Therapie
symptomatisch. Er is bij overdosering geen ervaring met hemodialyse.

Zie verder voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info bij lamotrigine.

Eigenschappen

Anti-epilepticum dat door blokkade van spanningsgevoelige natriumkanalen de neuronale membranen stabiliseert en zo met name vrijzetting van glutamaat verhindert. Ook bij bipolaire stoornis speelt beïnvloeding van spanningsgevoelige natriumkanalen waarschijnlijk een belangrijke rol.

Kinetische gegevens

Resorptiesnel en volledig.
T max2½ uur, met voedsel langer.
V d1 l/kg.
Overigtherapeutische plasmaspiegel 1,5–15 mg/l.
Metaboliseringin de lever 65% via glucuronidering.
Eliminatievia de nieren; < 10% onveranderd.
T 1/2elca. 33 (14–103) uur, korter bij oudere kinderen; 14 uur (gem. 7 uur bij kinderen) in combinatie met enzyminducerende middelen zoals carbamazepine en fenytoïne, 70 uur (gem. 45–50 uur bij kinderen) met valproaat. Bij jonge kinderen van 2–26 mnd. is de halfwaardetijd gem. langer nl. 38 uur, deze is 23 uur in combinatie met enzyminducerende middelen zoals carbamazepine en fenytoïne, 136 uur met valproaat.