Fenytoïne

Publish

Samenstelling

Diphantoïne (Na-zout) Apotex Europe Ltd

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml

Diphantoïne Z (zuur) Apotex Europe Ltd

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
23 mg, 46 mg, 69 mg, 92 mg

Overeenkomend met resp. 25 mg, 50 mg, 75 mg en 100 mg fenytoïnenatrium.

Epanutin (Na-zout) Pfizer bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml

de injectievloeistof bevat ethanol.

Fenytoïne suspensie (als zuur) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Suspensie
Sterkte
15 mg/ml

(overeenkomend met met 16,5 mg/ml fenytoïnenatrium). Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

fenytoïne vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lamotrigine en verder levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling.

Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Levetiracetam en valproïnezuur zijn middelen van eerste keus bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën. Clobazam (alleen als ‘add-on’) en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen.

Fenytoïne niet gebruiken bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën of absences, vanwege de kans op een averechts effect.

Als anti-aritmicum bij digoxine-intoxicatie is fenytoïne het middel van eerste keus.

Omdat dit geneesmiddel voor meerdere indicaties in uiteenlopende doseringen kan worden voorgeschreven én er sprake is van een smalle therapeutische breedte of risico van ernstige bijwerkingen (toxiciteit), dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.

Indicaties

Oraal:

  • Complexe focale (voorheen partiële) epilepsie;
  • Tonisch-klonische aanvallen van gegeneraliseerde epilepsie;
  • Ventriculaire aritmieën geïnduceerd door hartglycosiden.

Parenteraal:

  • Controle van status epilepticus na inleidende medicatie met benzodiazepinen;
  • Ventriculaire aritmieën geïnduceerd door hartglycosiden.

Dosering

Plasmaspiegelbepalingen laten verrichten om toxische spiegels (> 20 microg/ml) te vermijden.

Klap alles open Klap alles dicht

Epilepsie:

Volwassenen:

Oraal: begindosering 75 mg 2×/dag en op geleide van de bloedspiegel geleidelijk (met intervallen van ten minste 7–10 dagen) verhogen met 50 mg.

Gebruikelijke onderhoudsdosering 200–400 mg/dag in 1 dosis.

Kinderen:

Oraal: begindosering 5 mg/kg/dag in 2 giften;

Onderhoudsdosering 5–10 mg/kg/dag afhankelijk van de leeftijd.

Status epilepticus:

Volwassenen:

I.v.: 150–250 mg als langzame injectie (wegens de hoge pH bij voorkeur via een veneuze katheter), max. 50 mg/min, zo nodig na 30 min gevolgd door 100–150 mg; maximale eenmalige startdosis 1,5 g (15 mg/kg) gedurende 20–30 min, vervolgens onderhoudsdosering 100 mg elke 6–8 uur.

Bij nier- en leverinsufficiëntie voorzichtig i.v. titreren.

Bij ouderen:

Langzamere toediening (30 mg/min) is te prefereren.

Kinderen:

I.v.: 10–15 mg/kg per dag, toegediend met een snelheid van 0,5–1,5 mg/kg/min; eventueel herhaaldosis 1,5 mg/kg na 30 minuten.

Neonaten:

I.v.: 10–15 mg/kg per dag, toegediend met een snelheid van 0,5 mg/kg/min; de herhaal- of onderhoudsdosis is 5 mg/kg/dag.

Ventriculaire aritmie, m.n. bij intoxicatie door digoxine:

Volwassenen:

I.v.: individueel doseren op geleide van plasmaconcentratie (10 microg/ml, max. 20 microg/ml). Aanvankelijk i.v., begindosering 3,5–5 mg/kg, zo nodig herhalen; een totale eenmalige startdosering van 700–1000 mg is gewoonlijk voldoende. Langzame i.v.-toediening met een constante snelheid (van 30–50 mg/min) is aangewezen.

Vervolgens oraal: eerste dag 1 g in 3 doses, de tweede en derde dag 300–600 mg per dag; daarna onderhoudsdosering van 200–400 mg in 1–4 doses.

Kinderen:

Begindosering 10–15 mg/kg per dag in 2–3 doses.

Onderhoudsdosering 5–10 mg/kg per dag in 2–3 doses.

Pas bij CYP2C9-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Vanwege de hoge pH de injectievloeistof bij voorkeur toedienen via een veneuze katheter met een grote diameter in een grote perifere of centrale ader en na een injectie met fysiologisch zout en laten volgen door wederom een injectie met fysiologisch zout. Niet toevoegen aan andere oplossingen vanwege de kans op neerslaan van het vrije zuur. I.v.-toediening is een noodprocedure en wordt uitgevoerd onder continue ECG-registratie. Parenteraal fenytoïne niet toevoegen aan glucose bevattende oplossingen vanwege de kans op neerslag.

De tabletten bij voorkeur innemen tijdens of direct na de maaltijden.

NB: De dosering is aangegeven als fenytoïnenatrium.

Bijwerkingen

Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2C9-polymorfisme.

Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, obstipatie, anorexie. Centrale en andere effecten op het zenuwstelsel: duizeligheid, ataxie, nystagmus, verwardheid, spraakstoornissen, tremor van de handen, slaperigheid, apathie, nervositeit, hallucinaties, visusstoornissen, neuropathie. Verder: tandvleeshyperplasie (vooral bij kinderen) vergroving van het gelaat, vergroting van lippen, hypertrichose. Anti-epileptica overgevoeligheidssyndroom (AHS, ’Antiepileptic Hypersensitivity Syndrome’ (waaronder kunnen vallen verschijnselen zoals artralgie, eosinofilie, koorts, lymfadenopathie, huiderupties en gestoorde leverfunctie), periarteriitis nodosa, toxicodermie met eosinofilie en systemische verschijnselen (DRESS), allergische verschijnselen, waaronder lupus erythematodes, toxische epidermale necrolyse, exfoliatieve dermatitis en Stevens-Johnson-syndroom. (Ernstige) leverafwijkingen, hepatitis, acuut leverfalen. Beenmergdepressie, agranulocytose, neonatale hemorragische diathese, trombocytopenie, aplastische anemie, megaloblastaire anemie, leukocytose, splenomegalie. Vitamine D-deficiëntie met hypocalciëmie en osteomalacie; foliumzuurdeficiëntie, remming ADH-afgifte, hyperglykemie. Melding van verminderde minerale botdichtheid, osteomalacie, osteopenie, osteoporose en botbreuken. Interstitiële nefritis. Ernstige cardiotoxische reacties, verlengde AV-geleidingstijd, ventriculaire fibrillatie, moeilijke ademhaling. Abnormaal immunoglobuline, abnormale schildklierfunctie, verhoogd γ-GT, ASAT, ALAT.

Na i.v.-toediening, tevens vertigo, smaakveranderingen, paresthesie, hypotensie (m.n. bij te snelle toediening) en cardiotoxische reacties, collaps (SA/AV-blok, ventrikelfibrilleren) en/of centrale depressie; in incidentele gevallen dyskinesie. Op de injectieplaats kunnen pijn, ontsteking, weefselnecrose en huiderosie voorkomen. Oedeem, verkleuring en pijn distaal van de injectieplaats (als ’purple glove syndrome’).

Zwelling van het tandvlees komt vaker voor bij kinderen en bij een slechte orale hygiëne.

Interacties

Fenytoïne is een krachtige inductor van leverenzymen, zoals CYP3A4. Het enzyminducerende effect is na enkele dagen merkbaar. Na staken van fenytoïne kan het enzyminducerende effect tot enkele weken aanhouden. Verder is het een inductor en substraat van CYP2C19 en CYP2C9.

Fenytoïne en fenobarbital kunnen door enzyminductie elkaars spiegels doen dalen, maar bij gebruik van hoge doses ook doen stijgen. Carbamazepine kan de spiegel van fenytoïne verlagen. Combinatie met valproïnezuur en salicylaten hangt zowel samen met een lagere totaalspiegel van fenytoïne in plasma als met een hogere niet-plasma-eiwitgebonden fenytoïnespiegel, waardoor bij een gemeten lage plasmaspiegel toch een intoxicatie kan optreden.

Verder is een groot aantal interacties met andere geneesmiddelen mogelijk. We noemen hier alleen de meest voorkomende geneesmiddelinteracties. De serumspiegel van fenytoïne kan stijgen door alcohol, antimycotica (itraconazol, fluconazol, voriconazol), (es)omeprazol, (prodrugs van) 5-fluoro-uracil (capecitabine, tegafur), erlotinib, amiodaron, nifedipine, diltiazem, fluoxetine, fluvoxamine, chloordiazepoxide, diazepam, cimetidine, tolbutamide, isoniazide, chlooramfenicol, trimethoprim, cotrimoxazol, felbamaat, oxcarbazepine, stiripentol, disulfiram, dexamethason, fenylbutazon, vitamine K-antagonisten en sulfadiazine.

De serumspiegel kan dalen door ciprofloxacine, rifampicine, ritonavir, vigabatrine, foliumzuur, diazoxide, sint-janskruid) en chronisch alcoholgebruik (kortstondig alcoholgebruik kan het tegenovergestelde effect hebben). Ook diverse cytostatica kunnen de plasmaspiegel verlagen: bleomycine, cisplatine, carmustine, cyclofosfamide, cytarabine, dacarbazine, daunorubicine, doxorubicine, etoposide, hydroxycarbamide, mercaptopurine, methotrexaat in hoge dosering, tamoxifen, tioguanine, vinblastine, vincristine.

De werking van o.a. orale anticoagulantia, anticonceptiva, ulipristal (ook als noodanticonceptie), (tricyclische) antidepressiva, antipsychotica (aripiprazol, broomperidol, haloperidol, risperidon, sertindol), corticosteroïden, andere anti-epileptica (als fenytoïne, topiramaat, lamotrigine, perampanel, zonisamide), theofylline, verapamil, ivabradine, propafenon, disopyramide, HCV-middelen, HIV-middelen, immunosuppressiva (ciclosporine, tacrolimus, everolimus), caspofungine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, tyrosinekinaseremmers (als erlotinib, imatinib), irinotecan, alprazolam, midazolam, zolpidem, ticagrelor, atorvastatine, simvastatine doxycycline, methadon, kinidine kan door inductie verminderen. Het gebruik van fenytoïne (in de afgelopen 4 weken) vermindert ook de werkzaamheid van de morning-afterpil met levonorgestrel; een verdubbeling van het aantal tabletten van de morning-afterpil met levonorgestrel kan dit effect tegen gaan; plaatsen van een koperspiraaltje door een arts heeft echter de voorkeur. De halfwaardetijd van kinidine daalt met 50% als fenytoïne gelijktijdig wordt gegeven.

De thyroxinespiegel kan toenemen door verdringing ervan uit de plasma-eiwitbinding. Het effect van antihypertensiva, diuretica, digitalisglycosiden en kinidine kan worden versterkt door fenytoïne. Het gebruik kan bepaalde laboratoriumbepalingen beïnvloeden.

Zwangerschap

Teratogenese: Gebruik van fenytoïne is teratogeen. Er is twee- à driemaal meer kans op congenitale misvormingen (bekend als het foetaal hydantoïnesyndroom: gespleten verhemelte/lip, hartafwijkingen, prenatale groeideficiëntie, microcefalie, mentale retardatie) bij kinderen van moeders, die tijdens de zwangerschap fenytoïne hebben gebruikt.
Farmacologisch effect: Pasgeborenen van moeders die fenytoïne gebruiken, hebben meer kans op ontwikkelingsstoornissen.
Fenytoïne kan vitamine K-deficiëntie geven waardoor stollingsstoornissen bij de pasgeborene kunnen optreden. Verder kunnen voorkomen: hypocalciëmie en tetanie.
Advies: Voor- en nadelen van het gebruik tijdens zwangerschap dienen te worden afgewogen. Door veranderingen van de farmacokinetiek van fenytoïne tijdens de zwangerschap daalt de plasmaconcentratie en is spiegelbepaling periodiek aanbevolen. Kinderen, geboren kort nadat de moeder fenytoïne heeft gebruikt, onderzoeken op tekenen van hemorragische diathese (en zo nodig vitamine K geven).

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheid.
Farmacologisch effect: In normale therapeutische dosering waarschijnlijk geen effect.
Advies: Borstvoeding tijdens gebruik is mogelijk, mits onder controle op eventuele bijwerkingen bij de zuigeling.

Contra-indicaties

  • bloeddyscrasieën;
  • acute intermitterende porfyrie;

Bij parenteraal gebruik tevens:

  • sinusbradycardie;
  • sinoatriaal blok;
  • tweede- en derdegraads AV-blok;
  • Adams-Stokessyndroom.

Waarschuwingen

Bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2C9-polymorfisme. Het bepalen van serumspiegels is een belangrijk onderdeel van de behandeling in verband met individuele verschillen in metabolisme en de geringe therapeutische breedte. Bij situaties waarin het evenwicht tussen de totale en de vrije fractie is verstoord, zoals bij hypoalbuminemie en bij interacties met geneesmiddelen die fenytoïne uit de eiwitbinding kunnen verdringen, ook de bepaling van de concentratie vrij fenytoïne overwegen. Bloedafname dient op standaard tijdstippen plaats te vinden. Bij omschakeling van of naar een ander product dat fenytoïne bevat (m.n. bij omschakeling van Na-zout naar zuur en v.v.) dient men de serumspiegel nauwkeurig te volgen; zelfs geringe verschillen in biologische beschikbaarheid kunnen relatief grote verschuivingen in de plasmaspiegels veroorzaken.

Fenytoïne kan absences en myoklonische aanvallen versnellen of verergeren.

Tijdens behandeling is controle op suïcidale gedachten en –gedrag aangewezen.

Bij huiduitslag en het anti-epileptica overgevoeligheidssyndroom (AHS/HHS/DRESS) het gebruik stopzetten. Meer kans op AHS bij mensen met een zeer donkere huidskleur, met een onderdrukt immuunsysteem of bij een voor- of familiegeschiedenis van AHS. Als de huiduitslag exfoliatief, paarsachtig of bolvormig is of bij een vermoeden van lupus erythematodes, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN): nooit meer behandeling met fenytoïne hervatten. Opnieuw herstarten na het optreden van milde huiduitslag mag nadat de uitslag volledig is verdwenen. Als de huiduitslag weer terugkeert, is gebruik van fenytoïne gecontra-indiceerd. Patiënten van Han-Chinese of Thaise afkomst vóór behandeling screenen op HLA-B*1502 in verband met meer kans op SJS/TEN; bij een positieve testuitslag middelen als fenytoïne die SJS/TEN als bijwerking hebben, vermijden.

Bij acute levertoxiciteit (kan verband houden met AHS) de behandeling direct staken en fenytoïne niet opnieuw toedienen.

Bij craniale bestraling en geleidelijke reductie van corticosteroïden is voorzichtigheid geboden met fenytoïne(-achtige stoffen) omdat mogelijk een verband bestaat met het ontstaan van de bovengenoemde ernstige huidafwijkingen.

Hyperglykemie is gemeld. Bij diabetes-mellituspatiënten kan het glucoseconcentraties verhogen.

Bij nierinsufficiëntie, acute hepatitis en hypalbuminemie kan het nodig zijn de dosis te verminderen.

Fenytoïne kan absence-epilepsie en myoklonische epilepsie versnellen en verergeren.

In verband met mogelijk uitlokken van status epilepticus dient orale toediening geleidelijk te worden gestaakt.

Het intraveneus toedienen van fenytoïne (bij voorkeur via een veneuze katheter) is een noodprocedure; continue ECG-registratie wordt aangeraden. Subcutane, perivasculaire en intramusculaire toediening dient te worden vermeden vanwege het hoge alkalische karakter van de oplossing.

Overdosering

Symptomen
De gemiddelde letale dosis voor volwassenen ligt tussen 2–5 g. Bij serumspiegels > 20 microg/ml treden toxische verschijnselen op, zoals nystagmus, ataxie en dysartrie. Vervolgens coma, lichtstijve pupillen, hypotensie, ademhalingsdepressie en apneu.

Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/fenytoïne.

Eigenschappen

Verhindert het optreden van epileptische aanvallen en verbetert de atrioventriculaire geleiding, indien deze door hartglycosiden, zoals digoxine, is verlengd. Het werkingsmechanisme bij epilepsie is nog niet geheel duidelijk. De werking als anti-aritmicum berust op het onderdrukken van spontane depolarisatie in atrium- en ventrikelweefsel.

Kinetische gegevens

Resorptieoraal langzaam en soms incompleet.
Fca. 90% (oraal). De biologische beschikbaarheid van het zuur is hoger dan van het natriumzout.
V dca. 0,65 l/kg.
OverigTherapeutische plasmaspiegel: 5–20 mg/l. Het enzymsysteem in de lever is net in het therapeutische concentratiegebied verzadigbaar, waardoor een kleine dosisverhoging kan leiden tot onevenredige stijging van de plasmaspiegel.
Eiwitbindingca. 90%.
Metaboliseringtot inactieve metaboliet in de lever; circa 90% via CYP2C9 en CYP2C19.
Eliminatiemet de urine, vnl. als metaboliet; 2% wordt renaal en 5% fecaal onveranderd uitgescheiden.
T 1/2elca. 24 uur, met een spreiding van 7–42 uur.