rufinamide
Samenstelling
Inovelon Eisai
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg
- Toedieningsvorm
- suspensie voor oraal gebruik
- Sterkte
- 40 mg/ml
De suspensie bevat methyl- en propylparahydroxybenzoaat, benzoëzuur en sorbitol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van Lennox-Gastautsyndroom heeft rufinamide een beperkte plaats, namelijk na falen van de eerste- en tweedekeusmiddelen en vóór de inzet van felbamaat als laatste redmiddel. Rufinamide is bij andere vormen van epilepsie niet geïndiceerd.
Aan de vergoeding van rufinamide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Adjuvans bij Lennox-Gastautsyndroom bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar.
Dosering
Tweemaal per dag, in de ochtend en de avond, doseren bij voorkeur met voedsel. De tablet met water innemen. Bij problemen met slikken, kan men tabletten fijnmaken en in een half glas water toedienen. De suspensie vóór elke toediening goed schudden. Bij gelijke doses zijn de suspensie voor oraal gebruik en de tablet onderling uitwisselbaar. Tijdens de overschakelingsperiode de patiënt monitoren.
Lennox-Gastautsyndroom:
Volwassenen en kinderen ≥ 4 jaar en < 30 kg:
begindosering: 100 mg (= 2,5 ml) 2×/dag, op geleide van respons en tolerantie om de 2 dagen dosering verhogen met 200 mg/dag. Bij < 30 kg lichaamsgewicht en zonder comedicatie met valproaat: max. 500 mg (= 12,5 ml) 2×/dag. Bij < 30 kg lichaamsgewicht in combinatie met valproaat: max. 300 mg (= 7,5 ml) 2×/dag.
Volwassenen en kinderen ≥ 4 jaar en ≥ 30 kg: begindosering: 200 mg (= 5 ml) 2×/dag, op geleide van respons en tolerantie om de 2 dagen dosering verhogen met 400 mg/dag. Bij 30–50 kg: max. 900 mg (= 22,5 ml) 2×/dag. Bij 50–70 kg: max. 1200 mg (= 30 ml) 2×/dag. Bij ≥ 70 kg: max. 1600 mg (= 40 ml) 2×/dag. Bij licht tot matig gestoorde leverfunctie: zorgvuldige dosistitratie.
De 200 mg tablet heeft een breukstreep waardoor een dosering van 100 mg kan worden verkregen. Bij staken van de behandeling deze geleidelijk afbouwen; in klinisch onderzoek gebeurde dit door het verlagen van de dosis met ca. 25% om de twee dagen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, braken, vermoeidheid.
Vaak (1-10%): longontsteking, influenza, nasofaryngitis, oorinfectie, sinusitis, rinitis, anorexia, eetstoornis, gewichtsverlies, angst, slapeloosheid, status epilepticus, convulsie, abnormale coördinatie, nystagmus, psychomotorische hyperactiviteit, tremor, dubbelzien, wazig zien, vertigo, bloedneus, maag-darmklachten (constipatie, diarree, dyspepsie), huiduitslag, acne, rugpijn, oligomenorroe, loopstoornis, hoofdletsel, kneuzing.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid (waaronder DRESS (drug rash with eosinophilia and systemic symptoms) en het Stevens-Johnsonsyndroom, stijging van leverenzymwaarden.
Interacties
Met name bij patiënten met een laag lichaamsgewicht (< 30 kg) kan gelijktijdig gebruik van valproaat, een significante verhoging van de rufinamide plasmaspiegel geven. Rufinamide kan de spiegels van orale anticonceptiva verlagen, waardoor een aanvullende effectieve anticonceptiemethode wordt aangeraden. Rufinamide kan CYP3A4 licht tot matig induceren; bij middelen die door CYP3A4 worden gemetaboliseerd wordt gedurende 2 weken bij het begin van of na afloop van behandeling met rufinamide en bij elke dosisverandering aangeraden zorgvuldig te controleren en indien nodig de dosis aan te passen. Dit geldt tevens voor middelen met een nauwe therapeutische breedte, zoals digoxine.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zijn geen klinische gegevens voorhanden. Bij dieren is geen teratogeen effect gebleken maar wel foetotoxiciteit in aanwezigheid van maternale toxiciteit.
Advies: Niet gebruiken bij vrouwen die zwanger willen worden, tenzij op strikte indicatie. Een effectieve behandeling met rufinamide mag tijdens de zwangerschap niet worden onderbroken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient effectieve anticonceptie te gebruiken gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Tijdens behandeling geen borstvoeding geven.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor triazoolderivaten (bv. alprazolam, diverse antimycotica als fluconazol, itraconazol).
Waarschuwingen
Bij vermoeden van een ernstige overgevoeligheidssyndromen door anti-epileptica, waaronder DRESS en het Stevens-Johnsonsyndroom, die na de start van de behandeling en bij kinderen kan optreden (met verschillende tekenen en symptomen, maar met als onderdelen huiduitslag of koorts, en mogelijk lymfadenopathie, leverafwijkingen of hematurie) de behandeling staken. Bij ontstaan van huiduitslag de patiënt nauwlettend controleren. Bij ontwikkeling van nieuwe typen aanvallen of bij een verhoogde frequentie van status epilepticus ten opzichte van de uitgangsconditie de baten/risico-balans van de behandeling opnieuw afwegen. Omdat rufinamide het QTc-interval concentratie-afhankelijk kan verkorten is voorzichtigheid geboden bij patiënten met (een familiegeschiedenis van) een congenitaal kort QT-syndroom. Controle op tekenen van zelfmoordgedachten en -gedrag wordt aanbevolen. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis wordt afgeraden vanwege onvoldoende onderzoek; bij een milde tot matige leverfunctiestoornis is zorgvuldige dosistitratie aanbevolen. De veiligheid en werkzaamheid is bij kinderen < 4 jaar nog niet vastgesteld.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Eigenschappen
Anti-epilepticum, triazoolderivaat, dat de werking van natriumkanalen moduleert, waardoor hun inactieve status wordt verlengd.
Kinetische gegevens
Resorptie | Dosisafhankelijk: bij hogere dosering is de biologische beschikbaarheid lager. Na enkele doses verhoogt voedsel de biologische beschikbaarheid met 34% en de piekplasmaconcentratie met 56%. |
T max | 6 uur. |
Metabolisering | via hydrolyse van de carboxylamidegroep tot het inactieve zuurderivaat. |
Eliminatie | 85% via de nieren. |
T 1/2el | ca. 6–10 uur. |
Geneesmiddelgroep
rufinamide hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (J05AF06)
- carbamazepine (J05AF06)
- chloralhydraat (J05AF06)
- clonazepam (J05AF06)
- ethosuximide (J05AF06)
- felbamaat (J05AF06)
- fenobarbital (J05AF06)
- fenytoine (J05AF06)
- gabapentine (J05AF06)
- lacosamide (J05AF06)
- lamotrigine (J05AF06)
- levetiracetam (J05AF06)
- oxcarbazepine (J05AF06)
- perampanel (J05AF06)
- pregabaline (J05AF06)
- primidon (J05AF06)
- retigabine (J05AF06)
- rufinamide (J05AF06)
- stiripentol (J05AF06)
- topiramaat (J05AF06)
- valproinezuur (J05AF06)
- vigabatrine (J05AF06)
- zonisamide (J05AF06)