Vigabatrine

Publish

Samenstelling

Sabril Sanofi-Aventis

Toedieningsvorm
Granulaat voor drank
Sterkte
500 mg
Verpakkingsvorm
in sachet
Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
500 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

vigabatrine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Vigabatrine is als adjuvans bij focale (voorheen partiële) epilepsie een van de laatste therapeutische opties, omdat het minder veilig is en minder goed wordt verdragen dan andere anti-epileptica. Het gebruik is beperkt vanwege de kans op (irreversibele) gezichtsvelddefecten en de gezichtsveldcontroles die nodig zijn voor en tijdens het gebruik. Ondanks de gezichtsvelddefecten wordt vigabatrine beschouwd als een eerstekeusmiddel bij het syndroom van West. Vigabatrine dient daarom slechts te worden voorgeschreven door of op aanwijzing van een gespecialiseerde arts met ervaring in het betreffend indicatiegebied en onder verantwoording van een oogarts.

Indicaties

  • Als adjuvans bij resistente, focale (voorheen partiële) epilepsie, met en zonder gegeneraliseerde insulten indien andere gangbare combinatiebehandelingen onvoldoende effect teweegbrengen of niet worden verdragen;
  • Als monotherapie bij de behandeling van infantiele spasmen (syndroom van West).

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Als adjuvans bij focale epilepsie:

Volwassenen:

Begindosering 1 g/dag, op geleide van het klinisch effect wekelijks met 0,5 g verhogen tot bevredigend resultaat optreedt (2–3 g per dag in 1–2 doses); max. 3 g per dag.

Kinderen:

begindosering 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag, op geleide van klinisch effect oplopend tot 80 mg/kg per dag: lichaamsgewicht 10–15 kg: 0,5–1 g/dag; 15–30 kg: 1–1,5 g/dag; 30–50 kg: 1,5–3 g/dag; > 50 kg: 2–3 g/dag. De hoogste dosis per categorie niet overschrijden.

Met name bij ouderen

en bij mensen met nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 60 ml/min) kan individuele aanpassing van de dosering nodig zijn.

Monotherapie bij kinderen met het syndroom van West:

Startdosis van 50 mg/kg per dag; indien nodig over een periode van 7 dagen titreren; doses tot 150 mg/kg/dag werden goed verdragen.

De sachets opgelost in water, melk of vruchtensap vóór of na de maaltijd innemen.

De breukstreep op de tablet is alleen bedoeld om het innemen makkelijker te maken, niet voor verdeling in gelijke doses.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, moeheid; het sederend effect neemt af in de loop van de therapie. Opwinding en excitatie (bij kinderen). Asymptomatische gezichtsvelddefecten (een concentrische vernauwing van het gezichtsveld van beide ogen, bij ca. 33%, vaak irreversibel, kan optreden vanaf een maand tot meer dan zes jaar na het begin van de behandeling).

Vaak (1-10%): hoofdpijn, gewichtstoename, spraakstoornissen, tremoren, oedeem, duizeligheid, paresthesie, concentratie- en geheugenstoornissen, agressie, nervositeit, irritatie, depressieve verschijnselen, verwardheid, paranoïde reacties, misselijkheid, braken, buikpijn, wazig zien, dubbelzien, nystagmus.

Soms (0,1-1%): ataxie, (hypo)manie, psychose, uitslag.

Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, urticaria, symptomen van encefalopathie, zelfmoordpoging, retina-afwijkingen, (als perifere retina-atrofie).

Zeer zelden (< 0,01%): neuritis optica, opticusatrofie, hallucinaties, leverreacties (hepatitis). Convulsies kunnen voorkomen. Tijdelijke daling van het Hb-gehalte.

Verder zijn gemeld: afwijkingen op MRI-scans van de hersenen; bewegingsstoornissen (als dystonie, dyskinesie en hypertonie) al dan niet in verband met afwijkingen op de MRI-scan.

Interacties

Vigabatrine heeft geen invloed op leverenzymen. De plasmaconcentratie van fenytoïne kan afnemen met circa 20%, waarschijnlijk zonder klinische betekenis. Toevoeging aan een bestaande therapie met anti-epileptica kan leiden tot versterking van de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel.

Zwangerschap

Teratogenese: Aanwijzingen voor teratogene eigenschappen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij zwangerschapswens medicatie heroverwegen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Afwegen of het geven van borstvoeding of het gebruik van dit geneesmiddel moet worden gestaakt.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Bij circa 10% van de patiënten treedt na verloop van tijd verlies van effect op, bij infantiele spasmen bij circa 20%. Vooral bij patiënten met myoklonische insulten, kan juist een toename van het aantal convulsies worden gezien door toepassing van vigabatrine. Neurologische functies en Hb-gehalte regelmatig controleren. Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag wordt aanbevolen. Vóór het begin van de behandeling en daarna elk half jaar tijdens de duur van de behandeling moet gezichtsveldonderzoek bij voorkeur middels gestandaardiseerde statische perimetrie worden uitgevoerd. De kans op gezichtsvelddefecten houdt verband met de blootstelling aan vigabatrine, mogelijk zowel wat betreft dosering als behandelduur. Bij gezichtsveldvernauwing dient afbouwen van de behandeling te worden overwogen of moet het gezichtsveld frequenter gecontroleerd worden. Bij kinderen onder de negen jaar is perimetrie zelden mogelijk en moet voortzetten van de behandeling regelmatig worden heroverwogen. Een verergering van gezichtsvelddefecten nadat de behandeling is gestaakt, kan niet worden uitgesloten. Bij starten of abrupt staken van de therapie kunnen psychotische verschijnselen optreden, vooral bij patiënten met een psychiatrische voorgeschiedenis. Bij plotseling staken van de therapie is er tevens kans op rebound-insulten; dosis afbouwen in 2 tot 4 weken. Als tijdens behandeling nieuwe bewegingsstoornissen optreden, de dosis verlagen of de behandeling geleidelijk afbouwen. Lever- en urinetesten zijn minder betrouwbaar door gebruik van vigabatrine.

Het gebruik kan aan het begin van de behandeling leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Symptomen
respiratoire depressie, bradycardie, tremor en coma.

Eigenschappen

Anti-epilepticum. De werking berust op een selectieve en irreversibele remming van GABA-transaminase, waardoor de afbraak van de neurotransmitter γ-aminoboterzuur (GABA) wordt geremd en de GABA-concentratie in de hersenen stijgt. Er is geen direct verband tussen plasmaconcentratie en werkzaamheid. De werkingsduur is afhankelijk van de snelheid van GABA-transaminase re-synthese.

Kinetische gegevens

Resorptiesnel en goed.
T max ca. 1 uur bij volwassenen en kinderen; 2,5 uur bij pasgeborenen.
Metaboliseringniet.
Eliminatierenale uitscheiding: 70% binnen 24 uur, onveranderd met de urine.
T 1/2el5–8 uur bij volwassenen; 5,5 uur bij kinderen; 5,7 uur bij zuigelingen en ca. 7,5 uur bij pasgeborenen.