clonazepam
Samenstelling
Clonazepam Tabletten Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg, 2 mg
De tabletten kan men verdelen in gelijke delen.
Rivotril Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Druppelvloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1 ml + verdunningsvloeistof 1 ml
De injectievloeistof bevat tevens: ethanol (159 mg/ml) en benzylalcohol.
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg, 2 mg
De tabletten kan men verdelen in gelijke delen.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lamotrigine en verder levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling.
Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Levetiracetam en valproïnezuur zijn middelen van eerste keus bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën. Clobazam (alleen als ‘add on’) en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen.
Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt midazolam intramusculair, buccaal of nasaal. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweedekeus, maar kan als noodmedicatie voor de thuissituatie ook een eerstekeusmiddel zijn. Clonazepam intraveneus is geen eerstekeus-benzodiazepine voor het couperen van een gegeneraliseerde convulsieve status epilepticus bij volwassenen, vanwege het ontbreken van gerandomiseerde studies.
Indicaties
Verschillende vormen van epilepsie bij zuigelingen en kinderen, in het bijzonder typische en atypische petit-mal-epilepsieën, idiopathische of symptomatische gegeneraliseerde tonisch-klonische crises. Clonazepam kan ook bij verschillende vormen van epilepsie bij volwassenen en bij focale aanvallen worden toegepast.
I.v./i.m.: status epilepticus.
Dosering
Teneinde een optimale aanpassing van de dosis te bereiken, bij zuigelingen de druppels (1 druppel = 0,1 mg) en bij kinderen de tabletten à 0,5 mg toepassen. Bij volwassenen vergemakkelijkt de aanwezigheid van breukgleuven in de tabletten de titratie in het begin van de behandeling (tablet van 0,5 mg één breukgleuf; tablet van 2 mg een gekruisde breukgleuf).
Als clonazepam door middel van een infuus wordt toegediend, geen infuuszakken of -systemen van PVC gebruiken, omdat clonazepam door PVC wordt geabsorbeerd (dit kan na een contactperiode van 24 uur leiden tot een verlaging van de concentratie met 50%). Wees voorzichtig bij overgaan van PVC bevattende op PVC-vrije infuussystemen en -zakken.
Epilepsie:
De dosering dient individueel te geschieden en hangt in de eerste plaats af van de leeftijd. Om bijwerkingen te vermijden, de dagelijkse dosis geleidelijk met 0,25–0,5 mg iedere 3 dagen verhogen, zodat de onderhoudsdosering binnen 1–3 weken wordt bereikt.
De begindosering verdelen over 2–3 giften per dag, de onderhoudsdosis in één keer ’s avonds innemen. Indien bij onderhoudsdosering meerdere doses nodig zijn, moet de hoogste dosis s avonds gegeven worden. Voor de onderhoudsdoses kunnen – afhankelijk van de leeftijd – de volgende richtlijnen worden opgesteld; deze doses mogen, indien noodzakelijk, worden overschreden.
Volwassenen:
Oraal: begindosis 1–2 mg per dag;
onderhoudsdosering 2–4 mg per dag; max. 20 mg per dag.
Kinderen 0–10 jaar (< 30 kg):
Oraal: begindosis per dag: 0,01–0,03 mg/kg;
onderhoudsdosering per dag: 0,05–0,1 mg/kg.
Kinderen 10–16 jaar (> 30 kg):
Oraal: begindosis 1–2 mg per dag;
onderhoudsdosering per dag: 1,5–3 mg.
Het Kinderformularium van het NKFK geeft voor epilepsie een afwijkend doseringsadvies voor kinderen: oraal: kinderen 0–2 jaar begindosis 0,1 mg/kg/dag in 3–4 doses, verhogen met stappen van max. 0,5 mg elke 3 dagen tot 0,3–0,5 mg/kg/dag in 3–4 doses; kinderen 2–10 jaar begindosis 0,05 mg/kg/dag in 3–4 doses, verhogen met stappen van max. 0,5 mg elke 3 dagen tot 0,2–0,4 mg/kg /dag in 3–4 doses en kinderen 10–18 jaar begindosis 0,5 mg per dag in 3–4 doses, verhogen met stappen van max. 0,5 mg elke 3 dagen tot onderhoudsdosering 0,1–0,2 mg/kg/dag in 3–4 doses (max. 10 mg per dag).
Druppels altijd mengen met water, thee of sap en met een lepel toedienen.
Status epilepticus:
Volwassenen:
Parenteraal 1 mg: langzaam i.v., max. 0,25–0,5 mg per min, max. 10 mg per dag.
Zuigelingen en kinderen:
Parenteraal 0,5 mg: langzaam i.v.. Deze dosis kan, indien nodig, worden herhaald, eventueel ook i.m. of in langzaam lopende i.v. infusies. Intramusculaire toediening alléén in exceptionele gevallen toepassen.
Het Kinderformularium van het NKFK geeft ook voor status epilepticus een afwijkend doseringsadvies voor kinderen: neonaten: i.v.: 0,1 mg/kg/dosis, zo nodig 1–2× herhalen; kinderen 1 mnd.–18 jr: 0,02–0,07 mg/kg/dosis (overeenkomend met: < 1 j.: 0,5 mg; > 1 j.: 1 mg.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): nystagmus, spierzwakte, vermoeidheid. Verder slaperigheid, vertraagde reactie, duizeligheid, spierhypotonie, ataxie. Anterograde amnesie kan enkele uren na inname optreden. Manifest worden van een onopgemerkte depressie. Dysartrie en diplopie. Bij bepaalde vormen van epilepsie kan de frequentie van aanvallen toenemen. Verminderde concentratie, rusteloosheid, verwardheid en desoriëntatie, allergische reacties. Paradoxale reacties: agressief gedrag, wanen, woede uitbarsting, psychose, agitatie, nervositeit, vijandigheid, angst, slaapstoornis, nachtmerrie en verandering van de psychische toestand en gedrag. Met name bij intraveneuze toediening ademhalingsdepressie. Na injectie: tromboflebitis.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie, hoofdpijn, misselijkheid en epigastrische klachten, urine-incontinentie, urticaria, jeuk, huiduitslag, voorbijgaand haarverlies, pigmentatieveranderingen, verminderde libido, erectiestoornis.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie, gegeneraliseerde epilepsie. Bij zuigelingen en kleuters toegenomen speekselafscheiding en bronchiale hypersecretie. Hartfalen waaronder hartstilstand. Reversibele ontwikkeling van premature secundaire geslachtskenmerken bij kinderen (onvolledige pubertas praecox).
Gebruik van benzodiazepinen kan leiden tot fysieke afhankelijkheid; bij staken van de behandeling kunnen onthoudings- of rebound-verschijnselen optreden. Psychische afhankelijkheid en ontwenning. Misbruik is gemeld. Met name bij ouderen en gelijktijdig gebruik van sedativa (o.a. alcohol): meldingen van vallen en het oplopen van fracturen.
Bij zuigelingen en kinderen < 3 jaar kan de benzylalcohol in de injectie toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken.
Interacties
Centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Er moet, bij combinatie, zorgvuldig rekening worden gehouden met de dosering van de verschillende anti-epileptica om het potentiëren van de bijwerkingen of de uitlokking van een aanval te voorkomen. Carbamazepine, valproïnezuur, fenytoïne en fenobarbital kunnen de plasmaspiegel verlagen. Fenytoïne of primidon geven incidenteel een verhoging van de spiegel. Combinatie met valproaat kan soms een status epilepticus veroorzaken. Geen alcohol gebruiken, dit kan de effectiviteit van de behandeling verlagen en ernstige sedatie en respiratoire en cardiovasculaire depressie geven.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens wijst een beperkt aantal gegevens niet op meer kans op aangeboren afwijkingen. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Hypothermie, hypotonie, matige ademhalingsdepressie en voedingsproblemen bij pasgeborenen kunnen optreden, vooral na langdurig gebruik tijdens het laatste trimester. Bovendien kan bij de pasgeborene dan afhankelijkheid zijn opgetreden en bestaat het risico van onthoudingsverschijnselen in de postnatale periode.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: De halfwaardetijd van benzodiazepinen is bij zuigelingen en jonge kinderen veel langer dan bij volwassenen. Jonge kinderen en zuigelingen zijn extra gevoelig voor benzodiazepinen. Clonazepam geeft bij langdurig gebruik meer kans op accumulatie bij de zuigeling en dus meer kans op het optreden van bijwerkingen.
Advies: Het (langdurig) gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Een eenmalige dosis is geen reden om de borstvoeding te stoppen. Bij gebruik tijdens lactatie de pasgeborene controleren op ongewenste sedatie, braken en slecht drinken..
Contra-indicaties
- Ernstige spierzwakte (myasthenia gravis).
- Ernstige ademhalingsstoornissen.
- Slaap-apneusyndroom.
- Ernstige leverschade.
- Overgevoeligheidvoor benzodiazepinen of benzylalcohol (injectie).
- Patiënten in coma of die geneesmiddelen, drugs of alcohol misbruiken.
Waarschuwingen
Controleer patiënten op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag. Plaats patiënten met een voorgeschiedenis van depressie en/of zelfmoordpogingen onder nauw toezicht.
De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij hogere dosering is er ook meer kans op anterograde amnesie.
De toediening niet plotseling staken vanwege de kans op een status epilepticus (bij epilepsiepatiënten) en verder (na langdurig gebruik) op onthoudings- of ontwenningsverschijnselen; verlaag de dosering zeer geleidelijk en, zelfs na een kortdurende behandeling.
Wees voorzichtig bij verminderde lever- of nierfunctie, chronische pulmonale insufficiëntie, spinale of cerebrale ataxie, acute alcohol- of geneesmiddelenintoxicatie, alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis, porfyrie en bij ouderen en verzwakte patiënten.
Bij volwassenen bevat het concentraat voor injectie 159 mg ethanol/dosis; dit komt overeen met 1,7 ml wijn of 4 ml bier en kan schadelijk zijn bij patiënten met een alcoholverslaving en noopt tot voorzichtigheid bij epilepsie, leveraandoening, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven.
Combinatie met andere anti-epileptica kan zijn aangewezen. Mocht generalisatie of activering van de aanvallen optreden, dan dient de toediening geleidelijk te worden gestaakt.
Bij zuigelingen en kleuters de luchtwegen vrijhouden vanwege een toegenomen speekselproductie en bronchiale afscheiding. I.v. toediening dient langzaam te gebeuren onder voortdurende controle van ademhaling en bloeddruk.
Het gebruik heeft grote invloed op het reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Benzodiazepine met onder andere anticonvulsieve werking. Werking: i.v. direct, oraal na 30–60 min. Werkingsduur: i.v. 2–3 uur; oraal 6–8 uur (kinderen), 8–12 uur (volwassenen).
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en bijna volledig. |
F | 90%. |
T max | 1–4 uur (oraal), 3 uur (i.m.). |
V d | 3 l/kg. |
Overig | Therapeutische plasmaspiegel: 20–70 nanog/ml. |
Metabolisering | in de lever via CYP3A4 tot weinig actieve metabolieten. |
Eliminatie | 50–70% met urine, < 2% onveranderd en 10–30% met feces. |
T 1/2el | 30–40 uur. |
Geneesmiddelgroep
clonazepam hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (J05AF06)
- carbamazepine (J05AF06)
- chloralhydraat (J05AF06)
- clonazepam (J05AF06)
- ethosuximide (J05AF06)
- felbamaat (J05AF06)
- fenobarbital (J05AF06)
- fenytoine (J05AF06)
- gabapentine (J05AF06)
- lacosamide (J05AF06)
- lamotrigine (J05AF06)
- levetiracetam (J05AF06)
- oxcarbazepine (J05AF06)
- perampanel (J05AF06)
- pregabaline (J05AF06)
- primidon (J05AF06)
- retigabine (J05AF06)
- rufinamide (J05AF06)
- stiripentol (J05AF06)
- topiramaat (J05AF06)
- valproinezuur (J05AF06)
- vigabatrine (J05AF06)
- zonisamide (J05AF06)