Cefalotine

Publish

Samenstelling

Keflin (als Na-zout) EuroCept bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
1 g

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

cefalotine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De cefalosporinen dienen als ’reserve’ antimicrobiële middelen te worden beschouwd. De Commissie adviseert de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.

Bij een pneumonie is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van de pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (CRB-65 score: 0–1, PSI klasse: I-II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CRB-65 score: 2, PSI klasse: III-IV) is parenterale toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CRB-65 score: > 2, PSI klasse: V) is behandeling met moxifloxacine of levofloxacine dan wel combinatietherapie van antibiotica aangewezen (één van de combinaties van voorkeur is een 2e of 3e generatie cefalosporine met een macrolide (erytromycine)). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.

De farmacotherapie van acute urineweginfecties is gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken). Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen gaat mogelijk vanzelf over; voer daarom een afwachtend beleid. Ga echter bij risicogroepen, waaronder kinderen, direct over tot medicamenteuze therapie om complicaties te voorkomen. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (1e keus), fosfomycine (2e keus), trimethoprim (3e keus) en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur. Gebruik in geval van weefselinvasie antibacteriële middelen met voldoende weefselpenetratie. Start eventueel, in afwachting van een antibiogram, de behandeling met middelen zoals ciprofloxacine (1e keus), amoxicilline/clavulaanzuur (2e keus) of cotrimoxazol (3e keus) of en intramuraal met aminoglycosiden en cefalosporinen. Zie voor meer informatie urineweginfecties.

Voor de empirische behandeling van bacteriële huidinfecties zie bacteriele_huidinfecties.

Indicaties

Behandeling van lichte tot matig ernstige infecties veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor cefalotine:

  • acute exacerbatie van bronchitis of chronische bronchitis, ongecompliceerde pneumonie;
  • acute pyelonefritis;
  • peritonitis;
  • infecties van huid en weke delen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Infecties:

Volwassenen:

I.m., i.v. 500–1000 mg elke 4–6 uur; bij zeer ernstige infecties 2 g elke 4 uur. Bij ongecompliceerde pneumonie, furunculosis met cellulitis en de meeste urineweginfecties is 500 mg elke 6 uur meestal voldoende.

Zuigelingen en kinderen (1 maand tot 18 jaar):

I.m., i.v. 40–80 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 4–6 doses; bij zeer ernstige infecties 100 mg/kg per dag, in zeldzame gevallen max. 160 mg/kg per dag.

Nierfunctiestoornissen: volwassenen: begindosis 1–2 g, gevolgd door een doseerschema afhankelijk van de creatinineklaring en de gevoeligheid van het micro-organisme: creatinineklaring 50–80 ml/min: max. 2 g elke 6 uur; 25–49 ml/min: max. 1,5 g elke 6 uur; 10–24 ml/min: max. 1 g elke 6 uur; 2–9 ml/min: max. 500 mg elke 6 uur; < 2 ml/min: 500 mg elke 8 uur. Bij uitgesproken oligurie of verhoging van het ureumgehalte in het bloed (> 50 mg/100 ml), max. 6 g/dag. Bij anurie: i.v. begindosis van max. 6 g per 24 uur, gevolgd door 1–3 g per dag in verdeelde doses elke 12–24 uur; bij dialyse elke 8–12 uur. Bij peritoneale dialyse tijdens de gehele dialyseduur (16–30 uur) cefalotine toevoegen aan de dialysevloeistof in concentraties van max. 6 mg per 100 ml; hiervan wordt ca. 44% in de systemische circulatie opgenomen

Bij infecties met β–hemolytische streptokokken, de behandeling ten minste 10 dagen voortzetten.

Bij i.m. toediening injecteren in een dikke spiermassa zoals de m. gluteus of de zijkant van de bil, om lokaal pijnlijke reacties en induratie te verminderen. Lokale pijn kan verder worden verminderd door toevoeging van een lokaal anestheticum (1%) aan de oplossing van cefalotine.

I.v. toediening bij voorkeur toepassen bij ernstige of levensbedreigende infectie. Bij een intermitterende i.v. toediening de oplossing langzaam (in 3–5 min) inspuiten. Bij continue toediening 2–4 g cefalotine oplossen met ten minste 20 ml water voor injectie en toevoegen aan een fles voor i.v. infusie.

De intraperitoneale toediening kan ook worden toegepast bij peritonitis of een infectie van de peritonale holte: 0,1–4% cefalotine in een 0,9% NaCl-oplossing.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): misselijkheid, braken. Pijn op de injectieplaats (i.m., continue infuus), tromboflebitis (continue infuus), gevoelige verharding en temperatuurverhoging (herhaalde i.m. toediening). Stijging ureum in het bloed en vermindering creatinineklaring, vooral bij patiënten met bestaande nierinsufficiëntie.

Soms (0,1-1%): maculopapuleuze huiduitslag, urticaria, erytheem. Eosinofilie, (reversibele) neutropenie, (reversibele) trombocytopenie. (Voorbijgaande) verhoging van ASAT en alkalische fosfatase. Nefrotoxiciteit.

Zelden (0,01-0,1%): Serumziekte. Abnormale geur van de huid.

Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock. Hypotensie, aritmie. Laryngospasme, dyspneu, bronchospasme. Cyanosis. Metabole encefalopathie (veranderd bewustzijn, verwardheid, abnormale bewegingen). Geelzucht. Hemolytische anemie.

Verder zijn gemeld: secundaire infecties.

Interacties

Gelijktijdige toediening van bacteriostatische antibiotica kan de werkzaamheid van cefalotine antagoneren.

Door gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische stoffen zoals aminoglycosiden, furosemide en amfotericine is er meer kans op nefrotoxiciteit; controleer de nierfunctie, vooral bij een pre-existent verminderde nierfunctie en bij ouderen.

Zwangerschap

Cefalotine passeert de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring bij de mens wijst niet op een verhoogde incidentie van aangeboren afwijkingen.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar) overeenkomstig het voorschrift worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe hoeveelheden.
Advies: Kan worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor cefalosporinen;
  • ernstige overgevoeligheidsreacties op andere β-lactamantibiotica zoals penicillinen en carbapenems.

Waarschuwingen

Kruisovergevoeligheid en kruisresistentie tussen cefalosporinen onderling en penicillinen komt voor.

Controleer de nierfunctie, vooral bij ernstig zieke patiënten die maximale doses krijgen toegediend. Bij gestoorde nierfunctie de dosering aanpassen. Toediening van extreem hoge doses kan leiden tot convulsies, vooral bij verminderde nierfunctie.

Bij langdurig gebruik kunnen superinfecties optreden. Bij aanhoudende ernstige diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.

Bij langdurig gebruik is controle van bloedbeeld, lever- én nierfunctie gewenst.

Door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie of Fehlingreagens e.d.).

Overdosering

Eigenschappen

Bactericide antibioticum uit de groep van cefalosporinen (1e generatie). Bindt zich aan penicilline bindende eiwitten in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood.

Doorgaans gevoelig zijn: stafylokokken (meticilline-gevoelig), Streptococcus pneumoniae, streptokokken groep A en Klebsiella pneumoniae.

Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Escherichia coli, Haemophilus influenzae en Proteus mirabilis.

Ongevoelig zijn: Enterobacter spp., stafylokokken (meticilline-resistent), streptokokken groep D (Enterokokken), indol-positieve Proteus-stammen, Serratia spp. en Pseudomonas spp.

Kinetische gegevens

T maxi.m. ½ uur.
V dca. 18 l/1,73 m².
OverigPasseert de bloed-hersenbarrière.
Metaboliseringvoor 20–30%; in de lever.
Eliminatiemet de urine, 70–80% vnl. onveranderd.
T 1/2½–1 uur.