Ceftriaxon

Publish

Samenstelling

Ceftriaxon Infusie (als di-Na-zout) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
Sterkte
500 mg, 1000 mg, 2000 mg

Bevat tevens: natrium 8,3 mg per 100 mg ceftriaxon.

Rocephin (als di-Na-zout) Roche Nederland bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof (i.m.)
Sterkte
1000 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 3,5 ml (1% lidocaïneoplossing)

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ceftriaxon vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De cefalosporinen dienen als ’reserve’-antimicrobiële middelen te worden beschouwd. De Commissie adviseert de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.

In het algemeen: komt ceftriaxon pas voor behandeling van infecties in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor een initiële empirische behandeling.

Bij een ’community acquired’ pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse III–IV) is parenterale toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij overgevoeligheid hiervoor is een intraveneuze toediening van een fluorchinolon (moxifloxacine) of een 2e of 3e generatie cefalosporine (zoals ceftriaxon) aangewezen. Ook na recent verblijf in een land met een hoge mate van penicilline-resistente pneumokokken komt ceftriaxon in aanmerking. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse V) is monotherapie met moxifloxacine of een 2e of 3e generatie cefalosporine (zoals ceftriaxon) aangewezen, bij behandeling op de intensivecare-afdeling de cefalosporine combineren met ciprofloxacine.

Bij acute urineweginfecties is de farmacotherapie gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken). Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen gaat mogelijk vanzelf over; voer daarom een afwachtend beleid. Ga echter bij risicogroepen, waaronder kinderen, direct over tot medicamenteuze therapie om complicaties te voorkomen. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (1e keus), oraal fosfomycine (2e keus), trimethoprim (3e keus) en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur. Gebruik in geval van weefselinvasie antibacteriële middelen met voldoende weefselpenetratie. Start eventueel, in afwachting van een antibiogram, de behandeling met middelen zoals ciprofloxacine (1e keus), amoxicilline/clavulaanzuur (2e keus) of cotrimoxazol (3e keus) en intramuraal met aminoglycosiden en cefalosporinen (zoals ceftriaxon). Bij zwangeren met een pyelonefritis zijn derde generatie cefalosporinen (ceftriaxon of cefotaxim) middelen van 1e keus.

Kijk in bacteriële huidinfecties voor het maken van een keuze bij de empirische behandeling ervan.

Indicaties

Behandeling van ernstige infecties, veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor ceftriaxon en waarbij een parenterale behandeling noodzakelijk is:

  • pneumonie;
  • abdominale infecties (peritonitis, infecties van de galwegen);
  • botinfecties;
  • gewrichtsinfecties;
  • infecties van de bovenste urinewegen (waaronder acute en chronische pyelonefritis);
  • infecties van huid en weke delen;
  • gonorroe;
  • bacteriële meningitis;
  • verspreide ziekte van Lyme (stadium II en III).

Profylaxe van:

  • post–operatieve infecties.

Dosering

Algemene richtlijn behandelduur (tenzij anders vermeld bij de specifieke indicatie): de behandeling voortzetten tot ten minste 2–3 dagen nadat de patiënt koortsvrij is geworden. Bij infecties veroorzaakt door Streptococcus pyogenes is een behandeling gedurende ten minste 10 dagen noodzakelijk. Na identificatie van het micro–organisme zonodig de dosering of de behandeling aanpassen.

Klap alles open Klap alles dicht

Algemene richtlijn (fabrikant):

Volwassenen en kinderen > 12 j. (en ≥ 50 kg lichaamsgewicht):

Intramusculair (met lidocaïne), intraveneus of via een infuus (inlooptijd > 30 min): 1–2 g 1×/dag. Zo nodig kan deze dosis worden verhoogd tot 4 g.

Ouderen (> 75 jaar):

De bovenstaande dosering halveren.

Kinderen 15 dagen tot 12 jaar (en < 50 kg lichaamsgewicht):

20–80 mg/kg 1×/dag.

Kinderen < 15 dagen:

20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur.

Community-acquired pneumonie (CAP):

Volwassenen:

Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2016): bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie met een onbekende verwekker: i.v.: 2 g 1×/24 uur; bij een ernstige pneumonie behandeld op de intensivecare-afdeling in combinatie met i.v. ciprofloxacine (400 mg elke 12 uur). Behandelduur: bij een matig-ernstige pneumonie 5 dagen, de behandelduur bij een ernstige pneumonie is niet benoemd.

Ouderen (> 75 jaar):

Ter overweging wordt aangeboden de dosering zoals beschreven (in de SWAB-richtlijn) voor volwassenen voor deze indicatie te halveren, in navolging van de algemene richtlijn van de fabrikant. In dit geval zou de dosering dus uitkomen op 1 g 1×/24 uur. De hierboven aangehaalde SWAB-richtlijn benoemd deze mogelijkheid/noodzaak echter niet.

(Ongecompliceerde) gonorroe:

Eenmalig 500 mg i.m. Bij de behandeling van gonorroe vóór het toepassen van de behandeling syfilis uitsluiten.

Meningitis:

Kinderen ≥ 15 dagen:

I.v. 50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g 1×/dag. Behandelduur: gewoonlijk 1–2 weken.

Kinderen < 15 dagen:

Max. 50 mg/kg 1×/dag. Behandelduur: gewoonlijk 1–2 weken.

Ziekte van Lyme:

Volwassenen en kinderen > 9 jaar:

Volgens de CBO richtlijn Lymeziekte (2013): bij vroege neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: I.v. 2 g 1×/dag. Behandelduur: gedurende 14 dagen. Bij Lyme-meningitis kan (in individuele gevallen) de behandeling tot in totaal 28 dagen worden voortgezet op basis van neurologische uitval en/of afwijkingen bij herhaald onderzoek van de liquor. Chronische neuroborreliose mét pleiocytose van de liquor cerebrospinalis gedurende 30 dagen behandelen.

Kinderen tot 9 jaar:

Volgens de CBO richtlijn Lymeziekte (2013): bij vroege en chronische neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 100 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag i.v.; maximaal 2 g per dag. Behandelduur: gedurende 14 dagen. Chronische neuroborreliose gedurende 30 dagen behandelen.

Peri-operatieve profylaxe:

De gebruikelijke dagdosis in 1 gift ca. 1 uur vóór de ingreep. Combineren met een antibioticum dat anaerobe dekking kan leveren.

Gebruik bij nierfunctiestoornissen: < 10 ml/min: max. 2 g per dag. Bij dialyse: de plasmaspiegels controleren om na te gaan of doseringsaanpassing nodig is, omdat de eliminatiesnelheid bij deze patiënten kan variëren.

De dosering aanpassen indien zowel een nier- als leverfunctiestoornis bestaat en regelmatig de plasmaconcentratie van ceftriaxon controleren.

De toediening van ceftriaxon is intramusculair (met lidocaïne), intraveneus of via een infuus (inlooptijd > 30 min).

I.m.-toediening: diep intragluteaal, max. 1 g aan elke zijde. I.v.-infusie: 2 g opgelost in 40 ml calciumvrije infusievloeistof (gebruik dus o.a. géén Ringer(lactaat)-oplossing), infusieduur ten minste 30 min.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, glossitis. Exantheem, allergische dermatitis, jeuk, urticaria en oedeem. Eosinofilie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, granulocytopenie.

Soms (0,1-1%): hoofdpijn, (draai)duizeligheid.

Zelden (0,01-0,1%): koorts, rillingen, anafylactische of anafylactoïde reacties (bv. bronchospasmen). Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas, reversibele cholelithiasis, stijging van leverenzymwaarden. Oligurie, hematurie, verhoogd serumcreatinine. Genitale schimmelinfectie. Flebitis (bij i.v.-toediening).

Zeer zelden (< 0,01%): pseudomembraneuze colitis en gastro-intestinale hemorragie. Pancreatitis. Stollingsafwijkingen.

Verder zijn gemeld: erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (Lyell–syndroom). Agranulocytose. Pijn op de injectieplaats (m.n. bij i.m. injectie zonder lidocaïne). Verlengde stollingstijd.

Vooral bij kinderen zijn (reversibele) precipitaties in de nieren (m.n. bij kinderen > 3 jaar) of urinewegen gemeld, vooral wanneer behandeld werd met hoge doses en in aanwezigheid van andere risicofactoren zoals vochtbeperking of bedlegerigheid. In sommige gevallen leidde dit tot ureter-obstructie, (postrenale) acute nierinsufficiëntie en/of anurie.

(Doorgaans reversibele) precipitaties in de galblaas vooral na hoge doses, asymptomatisch of gepaard met misselijkheid, braken en pijn.

Tijdens de behandeling van spirochetose (bv. leptospirose, lymeborreliose) kunnen binnen enkele uren na toediening Herxheimer-achtige reacties optreden (hypotensie, tachycardie, vasodilatatie, koorts, rillingen, hoofd- en spierpijn, rigor). Dit is het gevolg van een inflammatiereactie na het vrijkomen van endotoxinen en lipoproteïnen na de cellysis van deze bacteriën.

Interacties

Ceftriaxon niet gelijktijdig toedienen met intraveneuze calciumhoudende oplossingen (waaronder parenterale voeding) of andere calciumhoudende middelen, zelfs niet via verschillende infuuslijnen, vanwege het risico op precipitatie. Ceftriaxon en calciumhoudende oplossingen kunnen wel ná elkaar worden toegediend (maar níet bij een neonaat jonger dan 28 dagen), mits de infuuslijnen tussen de toediening van de verschillende oplossingen zorgvuldig gespoeld worden met een fysiologische zoutoplossing.

Bij combinatietherapie met amsacrine, fluconazol of vancomycine de preparaten niet gelijktijdig via een Y–stuk toedienen; ceftriaxon in een infuuszak niet mengen met aminoglycosiden.

Zwangerschap

Ceftriaxon passeert de placenta. De bereikte concentraties zijn ca. 20 microg/ml in navelstrengbloed en ca. 15 microg/ml in het vruchtwater.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: bij toepassing tijdens de partus van lidocaïneoplossing (i.m. gebruik) rekening houden met het feit dat lokale anesthetica als lidocaïne de placenta passeren. Bij overdosering kan foetale ademdepressie niet worden uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: In geringe hoeveelheden; door de slechte orale resorptie is dit echter van gering klinisch belang.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met borstvoeding.

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor β-lactamantibiotica.
  • Pasgeborenen met hyperbilirubinemie en premature pasgeborenen vanwege het risico van bilirubine-encefalopathie. Premature pasgeborenen tot een gecorrigeerde leeftijd van 41 weken (zwangerschapsduur + levensweken).
  • Voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen): met icterus, hypoalbuminemie of acidose, of bij wie i.v. behandeling met calcium(houdende stoffen) is geïndiceerd of binnenkort wordt toegepast, vanwege het risico op neerslag van calciumceftriaxon in nieren en longen met mogelijk fataal verloop.

Bij i.m. toediening: zie ook de contra–indicaties voor lidocaine#contra-indicaties.

Waarschuwingen

Kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica kan voorkomen.

Gonorroe: bij de behandeling hiervan vòòr toediening eerst syfilis uitsluiten.

Neerslagen van calciumceftriaxon kunnen bij echografisch onderzoek van de galblaas als schaduwen worden waargenomen en verward worden met galstenen. De neerslagen verdwijnen na het beëindigen van de behandeling. In symptomatische gevallen wordt een conservatieve niet-operatieve behandeling aanbevolen.

Bij langdurig gebruik het bloedbeeld regelmatig controleren. Agranulocytose (aantal cellen < 0,5 × 109/l, treedt meestal na 10 dagen op vooral bij een totale dosis van ≥ 20 g. Indien een patiënt tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose dat het een met cefalosporine geassocieerde anemie is en staak de behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kán fataal verlopen.

Bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.

Invloed op diagnostische testen: door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden, zo ook niet–enzymatische glucosebepalingen in de urine en testen op galactosemie.

Overdosering

Eigenschappen

Breed-spectrum derdegeneratie cefalosporine. Bindt zich aan penicilline bindende eiwitten in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Het werkingsspectrum is breed. Ceftriaxon is resistent tegen ontleding door het merendeel van de β-lactamasen (zoals TEM–1), maar wordt geïnactiveerd door β–lactamasen die effectief cefalosporinen hydrolyseren zoals AmpC-type enzymen. Werkingsduur: ca. 24 uur.

Gewoonlijk gevoelig zijn: Staphylococcus spp. coagulase negatief, Staphylococcus aureus (uitgezonderd MRSA), Streptococcus spp. waaronder Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd de penicilline–resistente stammen), Streptococcus pyogenes, Streptococcus viridans), Groep B streptococci (incl. Streptococcus agalactiae), Borrelia spp. (o.a. B. burgdorferi), Citrobacter spp. (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii), Escherichia coli (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Haemophilus influenzae, Haemophilus para–influenzae, Klebsiella spp. waaronder Klebsiella pneumoniae, Klebsiella oxytoca (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Moraxella catarrhalis, Morganella morganii (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Neisseria menigitidis, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris (sommige stammen), Salmonella spp. en Shigella spp.

Verminderd gevoelig zijn: Staphylococcus epidermidis, Enterobacter spp. waaronder Enterobacter aerogenes, Enterobacter cloacae.

Ongevoelig zijn: Enterococcus spp. waaronder Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium, Listeria monocytogenes, Staphylococcus spp. (meticilline-resistent; waaronder MRSA), Streptococcus pneumoniae penicilline–resistente stammen, Clostridium difficile, Aeromonas spp., Achromobacter spp., Acinetobacter spp., Alcaligenes spp., Citrobacter freundii (cefalosporinaseproducerende stammen), Enterobacter spp. (cefalosporinaseproducerende stammen), Escherichia coli (ESBL–producerende stammen), Flavobacterium spp., Klebsiella spp. (ESBL–producerende stammen), Legionella spp., Morganella spp. (cefalosporinaseproducerende stammen), Proteus vulgaris (sommige stammen), Providencia spp., Pseudomonas spp. waaronder Pseudomonas aeruginosa, Serratia spp. (cefalosporinaseproducerende stammen), Bacteroides spp. waaronder Bacteroides fragilis, Chlamydia, Mycobacteria, Mycoplasma, Rickettsia spp.

Kinetische gegevens

Overigdiffundeert snel in weefselvocht met bactericide concentraties die 24 uur aanhouden. Penetratie in liquor: voldoende bij ontstoken meninges.
Eiwitbindingconcentratie-afhankelijk: ca. 95% bij concentratie < 100 microg/ml en ca. 85% bij 300 microg/ml.
Eliminatieonveranderd, met de urine (60%) en feces (40%). In de feces wordt ceftriaxon geïnactiveerd.
T 1/2elca. 8 uur, 2–3× langer bij zuigelingen < 8 dagen en bij ouderen > 75 jaar; verlengd bij een gecombineerde lever- én nierfunctiestoornis.