Cefazoline

Publish

Samenstelling

Cefazoline Injectie (als Na-zout) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
1 g

Bevat natrium 4,83 mg/100 mg poeder.

Kefzol (als Na-zout) EuroCept bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
1 g

Bevat natrium 4,83 mg/100 mg poeder.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

cefazoline vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De cefalosporinen dienen als reserve antimicrobiële middelen te worden beschouwd. De Commissie adviseert de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.

Cefazoline komt ook voor behandeling van een urineweginfectie, pneumonie (CAP) of bacteriële huidinfectie pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie de adviezen en de links daarbinnen hieronder).

Bij een pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (CRB-65 score: 0-1, PSI klasse: I-II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CRB-65 score: 2, PSI klasse: III-IV) is parenterale toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CRB-65 score: > 2, PSI klasse: V) is behandeling met moxifloxacine of levofloxacine dan wel combinatietherapie van antibiotica aangewezen (één van de combinaties van voorkeur is een tweede of derde generatie cefalosporine (zoals cefotaxim) met een macrolide (erytromycine)). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.

De farmacotherapie van acute urineweginfecties is gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken). Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen gaat mogelijk vanzelf over; voer daarom een afwachtend beleid. Ga echter bij risicogroepen, waaronder kinderen, direct over tot medicamenteuze therapie om complicaties te voorkomen. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (1e keus), oraal fosfomycine (2e keus), trimethoprim (3e keus) en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur (dan 2e keus). Gebruik in geval van weefselinvasie antibacteriële middelen met voldoende weefselpenetratie. Start eventueel, in afwachting van een antibiogram, de behandeling met middelen zoals ciprofloxacine (1e keus), amoxicilline/clavulaanzuur (2e keus) en cotrimoxazol (3e keus) en intramuraal met aminoglycosiden en tweede of derde generatie cefalosporinen (zoals cefotaxim). Bij zwangeren met een pyelonefritis heeft een derde generatie cefalosporine (zoals cefotaxim) de voorkeur.

Kijk in bacteriële huidinfecties voor de empirische behandeling ervan.

Indicaties

  • Infecties door micro-organismen die gevoelig zijn voor cefazoline:
    • van huid en weke delen;
    • van botten en gewrichten;
    • van de lagere luchtwegen, zoals een acute exacerbatie van chronische bronchitis en pneumonie;
    • van de urinewegen, zoals een acute pyelonefritis;
    • endocarditis;
    • bacteriëmie (bv. bij bovenstaande indicaties).
  • Als peri-operatieve profylaxe.

Dosering

Bij de behandeling de therapie voortzetten totdat de koorts ten minste 2–3 dagen is verdwenen of tot wanneer het aangetoond is dat de oorzaak is bestreden.

Klap alles open Klap alles dicht

Infecties door zeer gevoelige Gram-positieve micro-organismen:

Volwassenen:

1–2 g/dag in 2 of 3 gelijke doses.

Nierfunctiestoornissen: Volwassenen: begindosis 500 mg gevolgd door: bij een creatinineklaring van 40–70 ml/min: 250–500 mg elke 8 uur; 20–40 ml/min: 125–250 mg elke 12 uur; 5–20 ml/min: 75–150 mg elke 24 uur.

Kinderen ≥ 1 maand:

25–50 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–4 gelijke doses.

Nierfunctiestoornissen: bij een creatinineklaring van 20–40 ml/min: 25% van de normale dagdosis, verdeeld in doses om de 12 uur; 5–20 ml/min: 10% van de normale dagdosis, gegeven om de 24 uur.

Infecties door Gram-negatieve en minder gevoelige Gram-positieve micro-organismen:

Volwassenen:

3–4 g/dag in 3 of 4 gelijke doses; max. 6 g/dag (bij levensbedreigende infecties zoals endocarditis);

Nierfunctiestoornissen: Volwassenen: begindosis 500 mg gevolgd door: bij een creatinineklaring van 40–70 ml/min: 500–1000 mg elke 8 uur; 20–40 ml/min: 250–600 mg elke 12 uur; 5–20 ml/min: 150–400 mg elke 24 uur.

Kinderen ≥ 1 maand: max. 100 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 of 4 gelijke doses.

Nierfunctiestoornissen: bij een creatinineklaring van 20–40 ml/min: 25% van de normale dagdosis, verdeeld in doses om de 12 uur; 5–20 ml/min: 10% van de normale dagdosis, gegeven om de 24 uur.

Peri–operatieve profylaxe:

Volwassenen:

Preoperatief: 30 minuten tot 1 uur vóór de start van de operatie 1000 mg i.v. Bij langdurige operaties (2 uur of langer) tevens: i.v. 500–1000 mg toedienen gedurende de operatie. Postoperatief: i.v. 500–1000 mg elke 6–8 uur gedurende 24 uur of bij operaties waarbij het risico groot is (zoals open-hartoperatie of prothetische artroplastiek) gedurende 3–5 dagen.

Kinderen > 1 maand:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v. 100–150 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses. Maximaal 6 g/dag.

Kinderen < 1 maand:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: jonger dan 1 week met een lichaamsgewicht < 2000 gram: i.v. 50 mg/kg/dag in 2 doses; jonger dan 1 week met een lichaamsgewicht > 2000 gram: i.v. 100 mg/kg/dag in 2 doses; 1–4 weken: i.v. 150 mg/kg/dag in 3 doses.

Toediening kan zowel i.v. (intermitterend of continu infuus) als i.m. (in een grote spiermassa). Bij een rechtstreekse i.v. injectie met 500–1000 mg deze toedienen gedurende 3–5 minuten (in geen geval korter dan 3 minuten), bij een eenmalige i.v. injectie/infusie met > 1000 mg deze toedienen over 30–60 minuten. De i.m. injectie (cefazoline kan ook worden opgelost in lidocaïne–oplossing 0,5%) alleen gebruiken bij ongecompliceerde infecties en met maximaal 1000 mg.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): bij i.m. injectie: pijn op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Convulsies (bij onaangepaste hoge dosering in aanwezigheid van een gestoorde nierfunctie). Geneesmiddel–geïnduceerde koorts, interstitiële pneumonie of pneumonitis. Orale spruw (bij langdurig gebruik). Exantheem, erytheem, erythema exsudativum multiforme, urticaria. Bij i.v.-toediening: tromboflebitis; bij i.m.-injectie: induratie.

Zelden (0,01-0,1%): pijn op de borst, pleura–effusie, dyspneu, hoesten. Misselijkheid, braken, diarree, anorexie (verdwijnen vaak tijdens of na de behandeling). Duizeligheid, vermoeidheid, malaise. Stevens–Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Bloedbeeldafwijkingen zoals leukocytose, granulocytose, monocytose, lymfocytopenie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie; bij enkele andere cefalosporinen zijn anemieën en pancytopenie gemeld. Tijdelijke stijging van leverenzymwaarden, voorbijgaande hepatitis, cholestatische icterus. Proteïnurie, interstitiële nefritis, ongedefinieerde nefropathieën. Vaginitis, genitale candidiasis.

Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie, anafylactische shock. Stollingsstoornis, bloedingen (vooral bij een tekort aan vitamine K). Anale of genitale pruritus.

Interacties

Gelijktijdige toediening van bacteriostatische antibiotica kan de werkzaamheid van cefazoline antagoneren; bij levensbedreigende infecties de combinatie vermijden. Bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische middelen zoals furosemide of aminoglycosiden de nierfunctie controleren.

Cefazoline kan interfereren met de werking van anticoagulantia en een verhoging van vitamine K noodzakelijk maken.

Zwangerschap

Cefazoline passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Ruime ervaring met het gebruik van eerste generatie cefalosporinen tijdens de zwangerschap geven geen aanwijzingen voor een schadelijk effect. Bij dieren zijn geen aanwijzingen voor schadelijkheid waargenomen.
Farmacologisch effect: Bij toepassing tijdens de partus van lidocaïneoplossing (i.m. gebruik) rekening houden met het feit dat lokale anesthetica als lidocaïne de placenta passeren. Bij overdosering kan foetale ademdepressie niet worden uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Bij inname van therapeutische doseringen door de moeder zijn door de lage concentratie in de moedermelk en door de slechte orale absorptie geen systemische effecten bij de zuigeling te verwachten.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar) volgens voorschrift worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor cefalosporinen;
  • eerdere direct opgetreden en/of ernstige overgevoeligheid voor penicillinen;
  • kinderen < 1 jaar: voor de i.m.–injectie: cefazoline niet oplossen in lidocaïne.

Waarschuwingen

Kruisovergevoeligheid en kruisresistentie tussen cefalosporinen onderling en penicillinen komt voor. Wees voorzichtig bij allergische diathese, bronchiaal astma of hooikoorts.

Superinfecties kunnen optreden, vooral bij langdurig gebruik. Bij optreden van ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.

Bij langdurig gebruik en bij maximale doses is controle van de nierfunctie gewenst. Bij gestoorde nierfunctie de dosering en/of het toedieningsinterval aanpassen.

Risicofactoren voor het optreden van bloedstollingsstoornissen zijn vitamine K-deficiëntie, gestoorde lever– en nierfunctie, trombocytopenie, hemofilie, maag– darmulcus, en parenterale voeding. Bij aanwezigheid van deze risicofactoren de protrombinetijd (of INR) monitoren en eventueel vitamine K–suppletie (10 mg/week) geven.

Intrathecale toediening wordt afgeraden omdat hierbij ernstige intoxicatie van het centrale zenuwstelsel (o.a. convulsies) is gemeld.

Door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie of Fehling-reagens e.d.).

De veiligheid voor toepassing bij prematuren en bij zuigelingen < 1 maand is niet vastgesteld.

Overdosering

Voor informatie over een vergiftiging met cefazoline neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Cefalosporine met bactericide werking. Bindt zich aan penicilline bindende eiwitten in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Cefazoline wordt geïnactiveerd door β-lactamasen.

Gewoonlijk gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig), Staphylococcus epidermidis (meticilline–gevoelig) en Staphylococcus saprophyticus.

Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Haemophilus influenzae, Neisseria gonorrhoeae, β–hemolytische streptokokken groep A, B, C en G, Streptococcus pneumoniae.

Ongevoelig zijn: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Citrobacter spp., Enterobacter spp., Legionella spp., Morganella morganii, Mycoplasma spp., indol–positieve Proteus–stammen, Providencia stuartii, Pseudomonas aeruginosa, Serratia spp., Staphylococcus (meticilline–resistent; ’MSRA’), Enterobacteriaceae spp.

Kinetische gegevens

T max i.m. ca. 1 uur.
V dca. 0,19 l/kg, ca. 0,21–0,37 l/kg bij neonaten.
Overigpenetratie: goed in weefsels en gewrichten, onvoldoende in liquor en oogkamervocht; concentraties in gal hoger dan in serum, tenzij een galwegobstructie bestaat.
Eliminatienagenoeg onveranderd met de urine door glomerulaire filtratie.
T 1/21½–2 uur, bij nierinsufficiëntie langer.