Varicellavaccin (primaire infectie)

Publish

Samenstelling

Provarivax Sanofi Pasteur MSD nv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
≥ 2.700 pfu/ml
Verpakkingsvorm
flacon met voorgevulde spuit met oplosmiddel voor 0,5 ml

Kan sporen van gelatine en neomycine bevatten.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

varicellavaccin (primaire infectie) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor varicellavaccin is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Indicaties

Actieve immunisatie voor de primaire preventie van varicella-zosterinfectie (waterpokken) bij personen vanaf 12 maanden; in speciale gevallen bij personen vanaf 9 maanden (bv. in geval van een uitbraak of in verband met een nationaal vaccinatieschema). Ter preventie van infectie of ter beïnvloeding van het verloop van de infectie binnen drie dagen na blootstelling aan Varicella zoster.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Immunisatie tegen varicella zoster:

Kinderen ≥ 9 maanden en < 12 maanden:

i.m. of s.c. twee doses van 0,5 ml, waarbij de tweede dosis na een minimum interval van drie maanden na de eerste dosis wordt gegeven.

Kinderen ≥ 12 maanden t/m 12 jaar:

i.m. of s.c. twee doses van 0,5 ml, waarbij de tweede dosis na een minimum interval van één maand na de eerste dosis wordt gegeven. Bij een asymptomatische HIV-infectie met een leeftijdspecifiek CD4+-T-lymfocytenpercentage ≥ 25% twee doses van 0,5 ml toedienen met een interval van 12 weken.

Adolescenten ≥ 13 jaar:

i.m. of s.c. twee doses van 0,5 ml, waarbij de tweede dosis na 4–8 weken na de eerste dosis wordt gegeven. (Als het interval langer is dan 8 weken, de tweede dosis alsnog zo snel mogelijk toedienen.)

Toedienen in het bovenste anterolaterale deel van de dij (bij jongere kinderen) of in de deltaspier (bij oudere kinderen en volwassenen).

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): koorts.

Vaak (1-10%): reacties op de injectieplaats (erytheem, pijn, zwelling, uitslag). Prikkelbaarheid. Bovenste luchtweginfecties. Huiduitslag, mazelen–/rubella–achtige uitslag, varicella-achtige uitslag.

Soms (0,1-1%): infecties zoals gastro-enteritis, faryngitis, neusverkoudheid, otitis (media), conjunctivitis en influenza. Luieruitslag, jeuk, erytheem, miliaria rubra, urticaria, contactdermatitis. Anorexie, diarree, misselijkheid, braken. Huilen, slapeloosheid, slaperigheid. asthenie, hoofdpijn.

Zelden (0,01-0,1%): sinusitis, bloedneus, pulmonale congestie, piepende ademhaling, bronchitis, pneumonie. Candidiasis. Myalgie, spierstijfheid. Oorpijn. Huidmanifestaties zoals (atopische) dermatitis, eczeem, impetigo, herpes simplex, acne, blozen. Mondulcus, flatulentie, haematochezia. Lymfadenopathie, lymfadenitis, trombocytopenie. Apathie, agitatie, nervositeit, emotionele veranderingen, droomstoornissen, koortsstuipen, tremor.

Verder zijn gemeld: aplastische anemie, trombocytopenie (incl. ITP). CVA, (non–febriele) convulsies, Guillain–Barrésyndroom, myelitis transversa, Bell-verlamming, ataxie, duizeligheid, aseptische meningitis, paresthesie. Pneumonitis. Encefalitis. Anafylaxie (incl. shock), angio–oedeem, perifeer oedeem. Stevens–Johnsonsyndroom, erythema multiforme, Henoch–Schönlein–purpura, cellulitis. Postinfectieuze artritis. Hyperpigmentatie.

Interacties

Combinatie met immunosuppressiva is gecontra-indiceerd. Gevaccineerde personen moeten gedurende zes weken na vaccinatie geen salicylaten gebruiken vanwege toenemend risico van de ontwikkeling van het syndroom van Reye. Kan gelijktijdig worden toegediend met BMR-vaccin, Hib-vaccin, hepatitis-B-vaccin, DTP-vaccin (’whole cell Pertussis’) en oraal poliovirusvaccin; de vaccinaties in dat geval apart op afzonderlijke plaatsen toedienen. Bij een niet gelijktijdige toediening met levend BMR-vaccin een interval van één maand in acht nemen. Gelijktijdige toediening met tetravalente, pentavalente of hexavalente vaccins (bv. difterie, tetanus, acellulaire pertussis) zijn niet onderzocht. Combinatie met 23–valent polysaccharide pneumokokkenvaccin vermindert de effectiviteit van varicellavaccin; gelijktijdig gebruik vermijden. Bij toediening van bloedproducten die antilichamen tegen het varicella-zostervirus bevatten eveneens een interval van ten minste één maand aanhouden. Na een bloed- of plasmatransfusie, toediening van normaal humaan immunoglobuline of varicella-zoster-immunoglobuline, de vaccinatie met varicella-zostervaccin minstens vijf maanden uitstellen.

Zwangerschap

Vaccins met levende (verzwakte) micro-organismen kunnen de placenta passeren en in theorie infectie van de foetus veroorzaken.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen gegevens.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Overig: Voorafgaand aan een vaccinatie zwangerschap uitsluiten en na vaccinatie gedurende 1 maand adequate anticonceptieve maatregelen nemen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Het is echter bekend dat sommige virussen in de moedermelk worden uitgescheiden.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding.

Contra-indicaties

Bloeddyscrasieën, leukemie, lymfomen of andere maligne aandoeningen van het bloed- en lymfestelsel. Immunosuppressieve therapie (incl. hoge doses corticosteroïden). Ernstige immunodeficiëntie (zoals agammaglobulinemie, aids, symptomatische HIV-infectie of een leeftijdspecifiek CD4-percentage: < 25% (kinderen < 12 mnd.), < 20% (kinderen 12–36 mnd.), < 15% (kinderen 36–60 mnd.)). Actieve onbehandelde tuberculose. Koorts > 38,5 °C.

Waarschuwingen

Vanwege een risico van transmissie van het vaccinvirus tussen gezonde gevaccineerde individuen die al dan niet een varicella-achtige uitslag ontwikkelen en vatbare individuen (immuungecompromitteerden, zwangeren die niet eerder waterpokken hebben gehad, neonaten van moeders die niet eerder waterpokken hebben gehad) wordt geadviseerd gedurende de eerste zes weken na vaccinatie nauw contact te vermijden. Patiënten met een immunodeficiëntie en zonder contra-indicatie vertonen mogelijk een verminderde immunologische respons; zorgvuldig controleren op verschijnselen van varicella. Overweeg vaccinatie bij bepaalde immunodeficiëntie, zoals asymptomatische HIV-infectie, IgG subklasse deficiëntie, congenitale neutropenie, chronische granulomateuze ziekte of complementdeficiëntie, wanneer de voordelen opwegen tegen de risico’s. Er zijn geen gegevens over het beschermend effect of de immunorespons bij seronegatieve personen met een leeftijd > 65 jaar.

Overdosering

Eigenschappen

Levend, verzwakt varicella-zoster-virus (Oka/Merck-stam), gekweekt in menselijke diploïde cellen. Werking: na 2–4 weken. Werkingsduur: tot 9 jaar na tweede vaccinatie.

Geneesmiddelgroep

varicellavaccin (primaire infectie) hoort bij de groep vaccins.