erlotinib
Samenstelling
Tarceva (als hydrochloride) Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn via oncoline NSCLC.
Indicaties
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC):
- Eerstelijnsbehandeling bij lokaal gevorderde of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR-activerende mutaties (exon 19 deletie of exon 21 L858R-mutatie);
- Voor de omzetting naar een onderhoudsbehandeling (’switch maintenance’) bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR-activerende mutaties (exon 19 deletie of exon 21 L858R-mutatie) én met stabiele ziekte na eerstelijns chemotherapie.
- Behandeling bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellig longcarcinoom na falen van ten minste één voorafgaand chemotherapieregime.
Pancreascarcinoom:
- In combinatie met gemcitabine bij gemetastaseerd pancreascarcinoom.
Dosering
Niet-kleincellig longcarcinoom:
Volwassenen:
150 mg/dag.
Overweeg een dosisverlaging of onderbreking van de behandeling indien bij een gestoorde leverfunctie ernstige bijwerkingen optreden.
Overweeg een dosisaanpassing bij comedicatie met krachtige CYP3A4-remmers of –inductoren (zie Interacties) onder nauwkeurige controle van nier- en leverfuncties en serumelektrolyten. Zie ook de rubriek Interacties. Richtlijn bij de combinatie met sterke CYP3A4-remmers is een dosering tot 300 mg/dag, bij goed verdragen na > 2 weken eventueel verder verhogen tot 450 mg.
Roken (CYP1A2-inductie) kan de blootstelling aan erlotinib significant verlagen (zie de rubriek Interacties). De maximaal getolereerde dosis van erlotinib is bij NSCLC 300 mg; de werkzaamheid en (lange termijn) veiligheid van deze dosis zijn echter niet vastgesteld.
Pas de dosis aan in stappen van 50 mg.
De tabletten ten minste 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd innemen met wat water.
Bijwerkingen
Monotherapie: Zeer vaak (> 10%): infecties. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Stomatitis, anorexie, maag-darmstoornissen zoals diarree, misselijkheid, braken, buikpijn. Dyspneu, hoesten. Keratoconjunctivitis sicca, conjunctivitis. Vermoeidheid.
Combinatietherapie: Zeer vaak (> 10%): infecties. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), alopecia. Stomatitis, dyspepsie, diarree, flatulentie. Hoesten. Depressie. Hoofdpijn, neuropathie. Vermoeidheid, koorts, rigor. Gewichtsafname.
Mono- en combinatietherapie: Zeer vaak (> 10%): verhoging van ASAT, ALAT en bilirubine.
Vaak (1-10%): interstitiële longziekte (soms fataal). Keratitis, conjunctivitis. Epistaxis, (fatale) gastro-intestinale bloedingen. Alopecia, droge huid, paronychia, folliculitis, acne, huidkloven. Nierinsufficiëntie.
Soms (0,1-1%): gastro-intestinale perforaties (soms fataal). Hyperpigmentatie, hirsutisme, veranderde wimpergroei en/of wenkbrauw, broze/ loszittende nagels. Nefritis, proteïnurie.
Zelden (0,01-0,1%): leverfalen (incidenteel fataal). Hand-voetsyndroom.
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (incidenteel fataal). Ulceratie en/of perforatie van de cornea, uveïtis.
Interacties
Erlotinib is alleen in zuur milieu goed oplosbaar. Vermijd gelijktijdig gebruik van antacida, protonpompremmers, en H2-antagonisten in verband met een vermindering van de biologische beschikbaarheid van erlotinib. Indien nodig antacida minstens vier uur (ranitidine 10 uur) vóór of twee uur na erlotinib innemen.
Comedicatie met krachtige CYP3A4-remmers (zoals boceprevir, claritromycine, erytromycine, grapefruitsap, indinavir, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, saquinavir of voriconazol) of krachtige CYP3A4-inductoren (barbituraten, carbamazepine, fenytoïne, rifampicine of sint-janskruid) vermijden in verband met respectievelijk de verhoging of verlaging van de plasmaconcentratie van erlotinib. Denk eraan dat het effect van de inductoren doorgaans langzaam intreedt en nog enkele weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden. Combinatie van stoffen die CYP1A2 matig tot sterk remmen (ciprofloxacine, fluvoxamine) kan de blootstelling (AUC) aan erlotinib verhogen; inductie van CYP1A2 kan leiden tot een verlaging van de blootstelling. Zo kan roken de blootstelling aan erlotinib 50–60% verlagen en wordt rokers geadviseerd om zo vroeg mogelijk vóór aanvang van de behandeling te stoppen met roken. Pgp-remmers (zoals ciclosporine, verapamil of kinidine) kunnen de blootstelling aan erlotinib vergroten.
Vermijd de combinatie met middelen die schadelijk zijn voor de lever en het maag–darmkanaal, zoals corticosteroïden, NSAID’s en hepatotoxische geneesmiddelen, in verband met het eerder bereiken van toxiciteit (zie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten kan leiden tot bloedingen (incidenteel fataal) en verhoging van de INR; bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten of NSAID’s, regelmatig de protrombinetijd of INR controleren.
Erlotinib remt de glucuronidering door UGT1A1 (in vitro). Mogelijk kan een interactie optreden met geneesmiddelen die voor een belangrijk deel alleen via deze route worden geklaard.
De combinatie van erlotinib met een statine vermeerdert de kans op -door statine geïnduceerde- myopathie (o.a. rabdomyolyse).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (verhoogde embryonale en foetale letaliteit).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste twee weken na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Waarschuwingen
Gevallen van interstitiële longziekte (ILD-achtige) verschijnselen, waaronder fatale, zijn gemeld zoals pneumonitis, obliteratieve bronchiolitis. pulmonale fibrose en ARDS. Risicofactoren voor optreden hiervan zijn gelijktijdige of voorafgaande chemotherapie, voorafgaande radiotherapie, reeds bestaande parenchymale longziekte, gemetastaseerde longziekte, pulmonale infecties, combinatie met gemcitabine en een Japanse afkomst. Laat de patiënt zich direct melden bij optreden van acute en/of progressieve onverklaarbare pulmonale symptomen (hoest, dyspneu, koorts) en onderbreek de therapie tot een diagnose gesteld is. Bij vaststelling van ILD de therapie definitief staken.
Matige tot ernstige diarree behandelen met loperamide en eventueel de dosering verlagen; bij meer ernstige of aanhoudende diarree of bij patiënten met meer kans op dehydratie, de therapie onderbreken en starten met i.v.-rehydratie. Tevens de kaliumspiegel en nierfunctie controleren. Verder neemt bij een voorgeschiedenis van een maagzweer of divertikelaandoeningen de kans op een gastro–intestinale perforatie toe evenals bij combinatie met sommige andere geneesmiddelen zoals NSAID’s, corticosteroïden, anti-angiogenese middelen en/of op taxanen gebaseerde chemotherapie. Erlotinib definitief staken indien zich een gastro-intestinale perforatie heeft ontwikkeld.
Leverfalen (waaronder gevallen met fataal verloop) zijn gemeld. Risicofactoren hiervoor zijn een bestaande leverziekte en gelijktijdig gebruik van hepatotoxische geneesmiddelen. Controleer regelmatig de leverfunctiewaarden bij patiënten met een gestoorde leverfunctie en overweeg een verlaging van de dosering; gebruik bij een ernstig gestoorde leverfunctie wordt afgeraden.
Ernstige huidaandoeningen zijn gemeld, waarvan sommige met fataal verloop. Laat een patiënt zich direct melden wanneer ernstige blaasjes, blaarvorming of schilferen van de huid ontstaat. Huiduitslag kan optreden of verergeren door blootstelling aan de zon; adviseer beschermende maatregelen.
Vanwege het risico van corneale ulceratie en perforatie de therapie onderbreken of definitief staken bij acuut optredende of verergerende oogaandoeningen met oogpijn, lacrimatie, fotosensibilisatie, rode ogen, oogontsteking en/of visusstoornissen. Risicofactoren zijn een geschiedenis van ernstig droge ogen, keratitis, ulceratieve keratitis en het dragen van contactlenzen.
Erlotinib remt de glucuronidering door UGT1A1 (in vitro). Patiënten met lage expressieniveau’s van UGT1A1 of genetische glucuronideringsstoornissen (o.a. syndroom van Gilbert) daarom voorzichtig behandelen.
Vanwege het ontbreken van gegevens wordt het gebruik van erlotinib bij patiënten met ernstig verminderde nier- en/of leverfunctie niet aanbevolen. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet onderzocht.
Overdosering
Eigenschappen
EGFR-tyrosinekinaseremmer. Remt de intracellulaire fosforylering van de epidermale groeifactorreceptor (EGFR of HER1), wat leidt tot blokkade van de verdere signaaltransductie en zo tot cytostase of apoptose.
Kinetische gegevens
F | 59%, hoger bij inname met voedsel. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | 3,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A4 en in mindere mate CYP1A2 tot o.a. twee metabolieten met effectiviteit vergelijkbaar met erlotinib; mogelijk ook extrahepatisch metabolisme in de darmen, longen en tumorweefsel. |
Eliminatie | voornamelijk als metabolieten met de feces (> 90%) en de urine (ca. 9%). |
T 1/2 | ca. 36 uur. |
Geneesmiddelgroep
erlotinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- afatinib (J05AF06)
- alectinib (J05AF06)
- axitinib (J05AF06)
- bosutinib (J05AF06)
- cabozantinib (J05AF06)
- ceritinib (J05AF06)
- cobimetinib (J05AF06)
- crizotinib (J05AF06)
- dabrafenib (J05AF06)
- dasatinib (J05AF06)
- erlotinib (J05AF06)
- everolimus (J05AF06)
- gefitinib (J05AF06)
- ibrutinib (J05AF06)
- idelalisib (J05AF06)
- imatinib (J05AF06)
- lapatinib (J05AF06)
- lenvatinib (J05AF06)
- nilotinib (J05AF06)
- nintedanib (J05AF06)
- nintedanib (J05AF06)
- osimertinib (J05AF06)
- pazopanib (J05AF06)
- ponatinib (J05AF06)
- regorafenib (J05AF06)
- ruxolitinib (J05AF06)
- sorafenib (J05AF06)
- sunitinib (J05AF06)
- temsirolimus (J05AF06)
- trametinib (J05AF06)
- vandetanib (J05AF06)
- vemurafenib (J05AF06)
- ribociclib (J05AF06)