lenvatinib
Samenstelling
Kisplyx (als mesilaat) Eisai
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 4 mg, 10 mg
Lenvima (als mesilaat) Eisai
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 4 mg, 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies voor lenvatinib in combinatie met everolimus bij gevorderd niercelcarcinoom de commissie BOM. Voor de behandeling van niercelcarcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
- Kisplyx: Gevorderd niercelcarcinoom in combinatie met everolimus (bij maligne aandoening) bij volwassenen na één eerdere behandeling gericht op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF).
- Lenvima: Progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, gedifferentieerd (papillair/folliculair/Hürthlecel-) schildkliercarcinoom (DTC) bij volwassenen, refractair voor radioactief jodium.
Dosering
Stel een optimale medische behandeling in tegen misselijkheid, braken en diarree (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Niercelcarcinoom:
Volwassenen:
18 mg 1×/dag in combinatie met everolimus 5 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Nierfunctiestoornis: Bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) 10 mg 1×/dag in combinatie met everolimus 5 mg 1×/dag. Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Leverfunctiestoornis: Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh score 10–15) 10 mg 1×/dag in combinatie met everolimus max. 2,5 mg/dag. De combinatie bij ernstige leverfunctiestoornis alleen toepassen als het verwachte voordeel opweegt tegen het risico. Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis van de combinatie niet nodig.
Schildkliercarcinoom:
Volwassenen:
24 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctiestoornis: Bij een ernstige nier (creatinineklaring < 30 ml/min)- of leverfunctiestoornis (Child-Pugh score 10–15) 14 mg 1×/dag. Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hypertensie, hartfalen, verlenging QT-interval, hemorragie, arteriële trombo-embolie, proteïnurie, nierfunctiestoornis, hepatotoxiciteit, diarree, maag-darmperforatie of fistel, niet-gastro-intestinale fistel) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Een vergeten dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toedieningsinformatie: de capsule in zijn geheel innemen met water, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip, met of zonder voedsel. De capsule mag niet worden geopend. Wel kunnen de capsules Kisplyx zonder breken of fijnmalen worden toegevoegd aan een eetlepel water of appelsap in een klein glas om een suspensie te verkrijgen. De capsules dan ten minste 10 minuten in de vloeistof laten en gedurende 3 minuten roeren om het omhulsel van de capsules op te lossen. De suspensie doorslikken en restanten in het glas met een zelfde hoeveelheid water of appelsap suspenderen en doorslikken.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (CTCAE graad 3-4: bij ca. 13% (niercelcarcinoom) en 44% (schildkliercarcinoom), hypotensie. Bloedingen (resp. bij ca. 39 en 35%). Urineweginfectie. Droge mond, stomatitis, glossitis, mondulcera, misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree (resp. bij ca. 81 en 67%), obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies, verminderde eetlust. Slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Dysfonie. Vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem. Artralgie, myalgie, rugpijn, pijn in ledematen. Huiduitslag, hand-voetsyndroom, alopecia. Trombocytopenie. Proteïnurie (resp. bij ca. 31 en 34%). Hypokaliëmie, hypocalciëmie. Hypercholesterolemie. Stijging TSH (resp. bij ca. 61 en 57%).
Vaak (1–10%): myocardinfarct, hartfalen, verminderde ejectiefractie, verlengd QT-interval. CVA. Longembolie. Anusfistel, flatulentie. Nierfalen (incl. tubulusnecrose). Leverfunctiestoornis. Hypothyreoïdie (’zeer vaak’ bij de combinatie met everolimus). Malaise. Hyperkeratose. Dehydratie. Lymfopenie. Stijging creatinine en/of ureum, ALAT, ASAT, AF, γGT en bilirubine in het bloed, hypoalbuminemie. Hypomagnesiëmie.
Soms (0,1–1%): TIA, monoparese, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Hepatocellulaire schade, leversteatose, icterus, (acute) hepatitis. Miltinfarct. Perineaal abces.
Verder is gemeld: fistels gelegen buiten de gastro-intestinale tractus zoals een tracheale, tracheo-oesofageale, oesofageale, cutane fistel of een fistel in de vrouwelijke geslachtsorganen.
Bij de indicatie schildkliercarcinoom komen verder nog voor: vaak (1–10%): cholecystitis. Stijging lipase, amylase en hypercholesterolemie. Soms (0,1–1%): pancreatitis.
Interacties
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, disopyramide, kinidine, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5-HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Tijdens een behandeling met lenvatinib ontstaat zeer vaak hypertensie die met antihypertensiva moet worden behandeld. Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.
Het kan niet worden uitgesloten dat lenvatinib een inductor is van CYP3A4 of Pgp in het maag-darmkanaal. Wees daarom vanwege een mogelijk verminderde werkzaamheid alert bij de combinatie met orale substraten voor deze systemen, én die tevens een smalle therapeutische breedte hebben zoals fentanyl, methadon, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, carbamazepine, ergot-alkaloïden, boceprevir, sommige HIV–proteaseremmers, pimozide en quetiapine.
Er zijn geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker. Mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit. In klinisch onderzoek werd een ’wash out’ periode van ten minste 4 weken aangehouden.
Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen (zie ook de rubriek Zwangerschap) of de kans op trombo-embolische complicaties bij deze anticonceptiva vergroot.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren in subtherapeutische doses schadelijk gebleken (uitwendig zichtbare als ook viscerale en skeletafwijkingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie (ten minste 8 weken bij combinatie met everolimus). Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen. Indien ook everolimus wordt gebruikt wordt combinatie met hormonale anticonceptiva met oestrogenen afgeraden. Bij dieren zijn bij hoog-therapeutische doses lenvatinib reversibele effecten op de vruchtbaarheid gezien (hypocellulariteit van het seminifereus epitheel, folliculaire atresie).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen
Hypertensie komt zeer vaak voor. Reacties van CTCAE graad 3–4 kwamen in de klinische onderzoeken bij ca. 13% (niercelcarcinoom) en 44% (schildkliercarcinoom) voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen van hypertensie is 5 weken (bij niercelcarcinoom) en 16 dagen (bij schildkliercarcinoom). Vóór aanvang van de behandeling moet de bloeddruk goed onder controle zijn en moet de patiënt zonodig gedurende ten minste één week op een stabiele dosis antihypertensivum zijn ingesteld. Na aanvang van de behandeling de bloeddruk controleren na 1 week, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. Het is belangrijk een eventuele bloeddrukverhoging zo snel mogelijk op te sporen om onderbreking van de behandeling en dosisverlagingen zoveel mogelijk te vermijden. Antihypertensieve medicatie instellen, zodra een verhoogde bloeddruk wordt waargenomen bij een daarvoor normotensieve patiënt. Zie hiervoor ook de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.4, tabel 2). Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.
Hartaandoeningen: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokalïemie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling eventuele elektrolytafwijkingen corrigeren. Overweeg tijdens de behandeling periodiek elektrolyten en het ECG te bepalen. De mediane tijd tot de eerste symptomen van bv. hypocalciëmie is 28 weken (niercelcarcinoom) en 11 weken (schildkliercarcinoom). Controleer tevens op het ontstaan van symptomen of verschijnselen van hartfalen.
Tijdens de behandeling zijn bloedingen en trombo-embolieën waargenomen; wees voorzichtig bij bestaande risicofactoren hiervoor. Lenvatinib is niet onderzocht bij patiënten die een arteriële trombo-embolie hadden doorgemaakt in de 6 maanden voorafgaand aan de behandeling; bij deze patiënten voorzichtig zijn. De mediane tijd tot eerste symptomen van een bloeding is ca. 10 weken (beide indicaties). Bij sommige patiënten met hersenmetastasen is een fatale intracraniale bloeding ontstaan. Verder zijn ernstige tumorgerelateerde bloedingen gezien. Ernstige en fatale bloedingen in de halsslagaders zijn vaker waargenomen; neem voorafgaand aan de behandeling de graad van tumorinvasie/infiltratie van grote bloedvaten (zoals de halsslagader bij schildkliercarcinoom) in overweging in verband met de kans op een ernstige bloeding door inkrimping/necrose van de tumor door de behandeling met lenvatinib. Andere voorbeelden van mogelijke bloedingen door tumorinkrimping zijn die bij tracheo-oesofageale fistels. Ook zijn bloedingen gemeld in de longen, trachea en buik.
Schildklieraandoeningen: lenvatinib vermindert de exogene schildkliersuppressie. Controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.
De leverfunctie (leverenzymen en bilirubine) controleren vóór aanvang van de behandeling, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks . De mediane tijd tot eerste symptomen van een leverreactie is 7 weken (niercelcarcinoom) en 12 weken (schildkliercarcinoom). Toxiciteit van graad 3 of hoger treedt op bij 3–5 % van de patiënten. Leverfalen (met fatale afloop) is gemeld bij aanwezigheid van progressieve levermetastasen. Bij een reeds aanwezige ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) de aanvangsdosis verminderen; zie rubriek Dosering.
Fistels: komen zowel gastro-intestinaal als buiten het maag-darmstelsel voor. Start geen behandeling bij aanwezigheid van een fistel om verergering te voorkómen. Risicofactoren voor het ontstaan van gastro-intestinale fistels zijn o.a. een eerdere operatie of lokale radiotherapie. Net als andere proteïnekinaseremmer kan lenvatinib een negatief effect hebben op de wondgenezing.
Nierfunctiestoornissen en nierfalen zijn gemeld. Een grote risicofactor hiervoor is dehydratie en/of hypovolemie veroorzaakt door gastro-intestinale toxiciteit. Stel een optimale behandeling in voor misselijkheid, braken en diarree, voordat de behandeling wordt onderbroken of de dosis wordt verlaagd. Proteïnurie komt zeer vaak voor tijdens de behandeling 31–34%); toxiciteit van graad 3 en hoger komt bij ca. 11–14% van de patiënten voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen is 6–7 weken. Controleer regelmatig op proteïnurie. De behandeling definitief staken bij optreden van een nefrotisch syndroom.
Gastro-intestinale toxiciteit: diarree komt zeer vaak voor tijdens de behandeling; graad 3 of hoger treedt op bij ca. 21% (niercelcarcinoom) en 9% (schildkliercarcinoom) van de patiënten. De mediane tijd tot optreden van de eerste symptomen is bij niercelcarcinoom ca. 4 weken (elke graad). Medische behandeling van diarree tijdig instellen om dehydratie te voorkómen. Dehydratie is een risicofactor voor o.a. nierfalen. Risicofactoren voor het ontstaan van gastro-intestinale perforatie of fistels zijn o.a. een eerdere abdominale ingreep of lokale radiotherapie.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) kan tot uiting komen als hoofdpijn, convulsies, lethargie, verwardheid, blindheid en andere visuele of neurologische stoornissen. Ook kan lichte tot ernstige hypertensie optreden.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (≥ 75 jaar) en bij patiënten met een andere etnische afkomst dan blank of Aziatisch. Overigens wordt lenvatinib gemiddeld genomen minder goed verdragen door oudere patiënten of door Aziatische patiënten. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld. Op grond van onderzoek bij dieren wordt om veiligheidsredenen gebruik bij kinderen < 2 jaar ontraden. Er zijn geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker. Mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit. In klinisch onderzoek werd een ’wash out’ periode van ten minste 4 weken aangehouden.
Overdosering
Symptomen
o.a. nier- en hartfalen.
Voor meer informatie over een vergiftiging met lenvatinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Meervoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1-3), de fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR 1-4), KIT en RET, en receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide receptoren (’platelet-derived growth factor’) PDGFR α. Lenvatinib heeft hierdoor anti-angiogene eigenschappen en remt (in vitro) de tumorgroei.
Kinetische gegevens
T max | 1–4 uur. |
F | ca. 85%. |
V d | 0,6–1,7 l/kg. |
Eiwitbinding | 98–99%, hoofdzakelijk aan albumine, daarnaast aan α1-zure glycoproteïne en γ-globuline. |
Metabolisering | gedeeltelijk, via diverse mechanismen (CYP3A4 en een aanzienlijk deel niet-CYP-gemedieerde routes). |
Eliminatie | met de feces ca. 67%, met de urine ca. 25%. |
T 1/2el | ca. 28 uur. |
Geneesmiddelgroep
lenvatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- afatinib (J05AF06)
- alectinib (J05AF06)
- axitinib (J05AF06)
- bosutinib (J05AF06)
- cabozantinib (J05AF06)
- ceritinib (J05AF06)
- cobimetinib (J05AF06)
- crizotinib (J05AF06)
- dabrafenib (J05AF06)
- dasatinib (J05AF06)
- erlotinib (J05AF06)
- everolimus (J05AF06)
- gefitinib (J05AF06)
- ibrutinib (J05AF06)
- idelalisib (J05AF06)
- imatinib (J05AF06)
- lapatinib (J05AF06)
- lenvatinib (J05AF06)
- nilotinib (J05AF06)
- nintedanib (J05AF06)
- nintedanib (J05AF06)
- osimertinib (J05AF06)
- pazopanib (J05AF06)
- ponatinib (J05AF06)
- regorafenib (J05AF06)
- ruxolitinib (J05AF06)
- sorafenib (J05AF06)
- sunitinib (J05AF06)
- temsirolimus (J05AF06)
- trametinib (J05AF06)
- vandetanib (J05AF06)
- vemurafenib (J05AF06)
- ribociclib (J05AF06)